Enkele taalkenmerken van het Nieuwnederlands:
Deel 1
Deel 2 | Nieuwnederlands
Laat ons nu een passage bekijken uit de >Aenleidinge
der Nederduitsche dichtkunst van Joost van den Vondel,
een werk waarin erg innovatieve ideeën worden uiteengezet.
#Het werk, dat in 1650 gepubliceerd werd, bevat duidelijke aanwijzingen
dat de Nederlanders nu ook een zekere trots waren gaan voelen voor
hun moedertaal. Je hoefde niet langer in een van de Klassieke
talen te schrijven (Latijn, Grieks, Hebreeuws) als je een
gewichtig onderwerp wilde behandelen.
Nieuwnederlands
Natuur baert den Dichter; de Kunst voedt hem op, dies geraekt niemant
tot volmaektheit, dan die de natuur te baet heeft, waer uit de kunst
haren zwier en leven schept. Neemt hy vóor in Nederduitsch,
zijn moederlijke tale, te zingen; des hoeft hy zich zoo luttel te schamen
als de Hebreen, Grieken, Latijnen, de geburen der Latijnen, en zoo
vele andere uitheemsche volken.
Hedendaags Nederlands
Natuur baart de Dichter; de Kunst voedt hem op, dus geraakt niemand
tot volmaaktheid dan hij die de natuur te baat heeft, waaruit de kunst
haar zwier en leven schept. Neemt hij zich voor in het Nederlands,
zijn moedertaal, te zingen, zo hoeft hij zich net zo luttel [weinig]
te schamen als de Hebreeërs, Grieken, Latijnen, de buren der [van
de] Latijnen, en zo vele andere uitheemse volkeren.
Als we de taal van het bovenstaande fragment met het Middelnederlands
vergelijken, merken we onmiddellijk op dat de taal verdere ontwikkelingen
heeft ondergaan. Laat we ons eerst toeleggen op wat er
ontbreekt in Vondels tekst. In de passage treffen we geen enkel voorbeeld
van enclisis of proclisis aan. Heel af en toe komen deze vormen nog
voor in de zeventiende eeuw, maar steeds minder. Hetzelfde geldt
voor de dubbele negaties. Een voorbeeld: Vondel gebruikt hier de
negatie ‘niemant’ zonder ‘ne/en’. In de Middeleeuwen
zou deze constructie er zo hebben uitgezien: 'dies en geraeckt
niemant'.
Vraag 13
In de veertiende-eeuwse tekst Van den neghen besten treffen
we de vorm ‘vulmaecthede’ aan. Vergelijk
dit woord met Vondels ‘volmaektheid’ en
leg uit welke taalverandering heeft plaatsgevonden.
>Klik hier om je antwoord te controleren.
Ook uit de manier waarop sommige klanken gespeld worden,
kunnen we een aantal dingen afleiden over de veranderingen die de
taal heeft ondergaan. In de Middeleeuwen werd een woord
als ‘(Neder)duitsch’, net als >Diets een
middeleeuwse naam voor het Nederlands, meestal gespeld als ‘(Neder)duutsch’.
In de zestiende eeuw echter werden sommige van die lange klinkers
(waaronder ‘uu’) op een andere manier uitgesproken: het
werden >tweeklanken.
Ook in de Nieuwnederlandse spelling worden die wijzigingen in uitspraak
weerspiegeld: i/ii › ei/ij/ey/y en u/uu '› ui/uy.
Middle Dutch
min
uut |
New Dutch
myn, mijn
uyt, uit |
In deze tekst treffen we verder ook de nieuwe vorm van het
*wederkerig voornaamwoord aan: 'des hoeft hy zich zoo luttel te schamen'. In
een Middelnederlandse tekst zou deze zin er zo hebben uitgezien:
'hi hem so luttel te scamen'. Het waren de vertalers van de Statenbijbel
die deze vorm (die van het Duits is afgeleid) voor het eerst introduceerden.
Vraag 14
Waarom komt de oudere vorm van het wederkerig voornaamwoord (‘hem’/’haar’ in
het enkelvoud, ‘hen’ in het meervoud; bv: 'Ze wast haar'
in plaats van 'Ze wast zich') nog in verschillende Vlaamse en Nederlandse
dialecten voor?
>Klik hier om je antwoord te controleren.
In de zin ‘de Kunst voedt hem op’ komt het bepaalde
lidwoord ‘de’ voor, dat zich ontwikkelde uit
het Middelnederlandse ‘die’. Ook het Middelnederlandse ‘dat’ was
ondertussen ‘het’ geworden. De vormen ‘die’ en ‘dat’ bestaan
nog in het Nederlands, maar enkel als aanwijzende voornaamwoorden
(‘die vis’, ‘dat huis’, ‘die
deuren’).
>Klik hier om verder
te gaan met het tweede deel van deze analyse van het Nieuwnederlands.
|