s

Katholiek flamingantisme

Inleiding

karikatuur op kardinaal Mercier
Houding van kerk tegenover flaminganten.
>Om de karikatuur te vergroten klik hier.

De strijd van de flaminganten rond 1900 concentreerde zich op twee punten. Ten eerste wilde de Vlaamse Beweging dat het vrije katholieke middelbare onderwijs in Vlaanderen en Brussel bij wet tweetalig werd. Omdat het om private scholen ging, waren ze niet onderworpen aan de taalwet van 1883 op het officiële middelbare onderwijs. Ten tweede streefden de flaminganten naar een eerste Nederlandstalige universiteit in België. Deze en andere taalwetten werden vertraagd door een groeiend verzet bij de Franstaligen. De katholieke regering remde de taalwet op het vrije katholieke middelbare onderwijs af, terwijl de organiserende macht van de katholieke scholen, het episcopaat[1], ze ronduit afwees. Het episcopaat beschouwde het Nederlands immers nog steeds als een taal die niet geschikt was voor het middelbaar of hoger onderwijs.

Op de bijgaande karikatuur wordt de vijandige houding van de kerk tegenover de Vlaamse Beweging uitgebeeld. De Vlaamsgezinde priesters zijn gemuilkorfd[2], op de mijter[3] van kardinaal Mercier, die toen het hoofd van de katholieke kerk in België was, zit een Waalse haan (de Waalse haan was het symbool van de Waalse Beweging, een groepering die opkwam voor de belangen van de Walen en Franstaligen). Zowel priesters als katholieke politici moesten luisteren naar de opvattingen van de leiding van de Kerk over de Vlaamse kwestie.Volgens de flaminganten verdedigde deze de machtspositie en status van de Franstaligen in België.

Rond deze tijd kwamen de flaminganten in verzet tegen de koning en de katholieke regering. Ze gingen op zoek naar de steun van de Vlaamse liberalen en socialisten, die door de hervormingen van het kiessysteem meer zetels in het parlement begonnen te winnen. Met liberale en socialistische steun werd de taalwet op het Katholieke middelbare onderwijs in 1919 in het parlement goedgekeurd. Ook voor de vernederlandsing van de universiteit van Gent werd door verschillende partijen samengewerkt. Dit gemeenschappelijk front van flaminganten van alle partijen werd sterk bepleit door de katholieke studentenleider Frans van Cauwelaert. In 1910 werd hij volksvertegenwoordiger voor Antwerpen, de meest flamingantische stad van Vlaanderen. Hij zou daarna uitgroeien tot de meest invloedrijke katholieke flamingant van zijn generatie. Cauwelaert legde de nadruk op zelfontwikkeling en zelfvorming door middel van de Vlaamse taal, iets wat ook August Vermeylen had bepleit. >Voor een korte beschrijving van het leven van Frans van Cauwelaert klik hier.

Een sterker Vlaams bewustzijn

Frans van Cauwelaert
Frans van Cauwelaert (1880-1961)

Net als Vermeylen beschouwde van Cauwelaert het Vlaamse volk als te passief. Hij sprak van een gebrek aan Vlaams bewustzijn. “Wij, Vlaamse volk, wij zijn onze eigen vijand”, zo beweerde hij. Voor van Cauwelaert waren de katholieke groeperingen van scholieren en studenten het hart en de motor van de Vlaamse Beweging. Zelfvorming was van centraal belang voor deze militanten van de toekomst, volgens van Cauwelaert. Scholieren en studenten moesten zichzelf bekwamen[4] in het gebruik van het Nederlands, en bijdragen aan het Vlaamse wetenschappelijke en literaire leven. Op die manier zou er een generatie van bewuste Vlamingen (én bewuste katholieken) ontstaan. De gewone man moest respect krijgen voor de eigen taal en cultuur; alleen zo zou de Vlaamse Beweging een massabeweging kunnen worden. Katholieke flaminganten moesten zich engageren in allerlei sociale, katholieke organisaties om zo de flamingantische boodschap onder het gewone volk te verspreiden. Van Cauwelaert was gefrustreerd door de vertraging in de taalwetgeving. Net als Vermeylen, bekritiseerde van Cauwelaert de Vlaamse Beweging omdat ze te afhankelijk was geworden van wetgeving en parlementaire actie.

Eentalige status voor Vlaanderen

De Vlaamse Beweging streefde nu voluit naar een officieel eentalig statuut voor Vlaanderen: onderwijs, bestuur en rechtspraak dienden volledig in het Nederlands te worden georganiseerd. Tussen 1906 en 1909 dacht de katholieke regering dat algemene tweetaligheid in België de taalproblemen zou oplossen. Dit hield in dat men tweetalige ambtenaren zou hebben, zowel in Vlaanderen, Wallonië als op nationaal vlak. De Waalse politici verwierpen dit idee. Ze vonden dat de inwoners zich moesten aanpassen aan de taal van de streek waar ze woonden. De Vlaamse Beweging trok hieruit de conclusie dat als men voor Wallonië een eentalige status goed vindt, Vlaanderen ook eentalig Nederlands moest worden. Dit idee werd natuurlijk niet onmiddelijk aanvaard in Wallonië. Het Franstalig establishment bleef zelfs tot in de jaren 1930 vasthouden aan de tweetalige status van het openbare leven in Vlaanderen. Pas in 1930 werd de Gentse universiteit Nederlandstalig en kort daarna kreeg ook Vlaanderen een eentalige status.

Nawoord


Eén van de laatste belangrijke taalwetten die nog voor 1914 in het parlement werd behandeld, ging over het leger. Het leger werd in die tijd gezien als een instrument van nationale opvoeding. Een onderdeel daarvan was de verspreiding van het Frans als de nationale, gemeenschappelijke taal van België. Het leger was en bleef een Franstalige én eentalige instelling. De flaminganten gingen nu eisen dat het leger werd gesplitst in eentalige regimenten[5]. Eentalige regimenten konden niet, zo vonden de tegenstanders van deze Vlaamse eis, omdat zo de eenheid van het land bedreigd werd. De wet van 1913 stelde de tweetaligheid van de legertop in het vooruitzicht[6]. In de toekomst zou de top van het leger de beide landstalen moeten spreken en zouden zowel het Nederlands als het Frans gebruikt worden om bevelen te geven. Intussen bleef het leger echter Franstalig.

Enkelingen begonnen nu over zelfbestuur na te denken. Dit idee kwam uit Wallonië, waar progressieve, vrijzinnige[7] Walen vreesden voor een constante overheersing door klerikale Vlamingen (de katholieke regering was nu al bijna 30 jaar zonder onderbreking aan de macht!). Pas in de Eerste Wereldoorlog zou voor het eerst een anti-Belgisch flamingantisme, een echt Vlaams nationalisme, tot ontwikkeling komen, dat politieke autonomie voor Vlaanderen ging eisen. Daarbij speelden de gevoelens van frustratie en ongeduld met de Belgische regering en de steun van de Duitse bezetter aan de flamingantische eisen een belangrijke rol. Deze vorm van Vlaams nationalisme had echter een beperkte aanhang. De meeste Vlaamsgezinden, waaronder van Cauwelaert en Vermeylen, bleven loyaal tegenover de Belgische regering en volgden ook na de oorlog de weg van de taalwetgeving.

Vragen en antwoorden

1. Wat was de houding van het katholieke blok tegenover de vernederlandsing van het katholieke middelbare onderwijs?

>Voor het juiste antwoord klik hier.

2. Wie waren, volgens van Cauwelaert, van centraal belang voor de toekomst van de Vlaamse Beweging?

>Voor het juiste antwoord klik hier.

3. Op welke manier dacht de katholieke regering tussen 1906 en 1909 de taalproblemen te kunnen oplossen?

>Voor het juiste antwoord klik hier.

4. Was het Belgische leger bij het begin van de Eerste Wereldoorlog een tweetalige instelling?

>Voor het juiste antwoord klik hier.

>Gelieve nu even de tijd te nemen om het evaluatieformulier in te vullen.