s

Cultuurflamingantisme

Inleiding

Lodewijk de Raet
Lodewijk de Raet (1870-1914)

De strijd voor volledig vernederlandst onderwijs kwam in een nieuwe fase met de ideeën van Lodewijk de Raet. Als econoom en socioloog, met een grondige kennis van de Belgische economie, koppelde hij de Vlaamse kwestie resoluut aan de materiële achterstand van Vlaanderen. Zijn standpunt was dat de herleving van Vlaanderen in eerste instantie economisch moest zijn (en niet cultureel, zoals MacLeod betoogde). Volgens hem was de linguistische, culturele en politieke machtspositie van Franstaligen in België geworteld in economische macht. Om aan die machtspositie iets te veranderen moest er dus werk gemaakt worden van de economische ontwikkeling van Vlaanderen. Meer dan MacLeod legde de Raet dan ook de nadruk op de impact van Nederlandstalig hoger en technisch onderwijs op de economische ontplooiing van Vlaanderen. Het is de innige band tussen taaldiscriminatie en economische achterstand die bevat zit in de (misleidende) term “cultuurflamingantisme” waarmee vooral de Raet geassocieerd wordt – we komen hier nog op terug. De tekst die we gekozen hebben is een toespraak van de Raet die kaderde in de campagne voor de vernederlandsing van de Gentse rijksuniversiteit. Het eerste fragment van de twee handelt over de economische positie van Vlaanderen en Wallonië. >Voor een korte biografische schets van Lodewijk de Raet klik hier.

Fragment 1

“Ons economisch verleden geeft ons een dubbele les: wij leren er uit hoe de grote stromingen van het maatschappelijk leven rechtstreeks beïnvloed worden door de economische krachten; wij kunnen ook nagaan in welke richting deze oerkrachten die liggen onder het zichtbare weefsel van de dagelijkse gebeurtenissen, ons leiden.[…]
[Een] gevolg van de industriële revolutie was de lokalisatie van de grootindustrie die zich vestigde waar steenkolen ter plaatse voorhanden waren en die aan de Waalse gewesten een snelle toename van bevolking en welvaart bracht, met de invloed die daaruit voortvloeide op de politieke oriëntering van het land.
In de tijd dat onze beiaarden hun lied zongen – ook al op Franse wijze – over onze verarmde, leeggelopen of zieltogende Vlaamse steden, beleefde het Walenland een tot hiertoe ongekende bloei. De hedendaagse economische ontwikkeling heeft zich aldus voltrokken ten nadele van Vlaams-België. Het gevolg was een machtsverschuiving van het Vlaamse naar het Waalse gedeelte van het land.

En dàt, juist op een tijdstip dat Vlaanderen had moeten weerstand bieden aan de verfransingswoede, uitgelokt door de revolutie van 1830, door de mode en door de toenmalige glans van de Franse beschaving. Het economische overwicht van het Walenland heeft weliswaar niet de dominantie van het Frans tot stand gebracht, maar dat overwicht heeft de tijdelijke reactie tegen het Nederlands, als gevolg van de gebeurtenissen van 1830, omgevormd tot een blijvende taalverdrukking voor de Vlamingen.
De verdrukking van de taal had tot gevolg of ging gepaard met de verwaarlozing van de materiële belangen van de Vlaamse bevolking, op het gebied van industrie, landbouw, visserij, scheepvaart, telkens als het specifiek Vlaamse of overwegend Vlaamse bronnen van welvaart betrof.[…]

Op economisch gebied zijn de Vlamingen thans op een weg waar zij noodzakelijkerwijze het onderspit moeten delven: het Franssprekende element – Walen en verfranste Vlamingen – heeft het overwicht en wordt economisch steeds machtiger en invloedrijker. De Belgische industriële ontwikkeling heeft zich voltrokken ten nadele van de Vlaamse stam; het kolonialisme en de buitenlandse economische expansie, bewegingen die tegenwoordig in volle bloei verkeren, hebben hetzelfde effect.”
(gemoderniseerde tekst)

Een economische benadering van de Vlaamse kwestie

Enkele data uit de Belgische economische geschiedenis

1807/1817: ontstaan van Cockerill, reus van de metaalindustrie
1822: oprichting van de SociÈtÈ GÈnÈrale, BelgiÎ¥s grootste financiÎle bolwerk
1901: ontdekking van steenkool in Limburg

De stelling van de Raet was dat welke vooruitgang dan ook, zij het linguistisch, cultureel of politiek, gebaseerd moest zijn op de economische macht van het Vlaamse volk. In zijn toespraak betoogt hij hoe, doorheen de geschiedenis, economische ontwikkelingen, het lot van Vlaanderen hebben beslist. Ten gevolge van de Industriële Revolutie, met de snelle aftakeling van de traditionele ambachtelijke huisnijverheid in Vlaanderen en de vestiging van de nieuwe gemechaniseerde grootindustrie in Wallonië (metaal- en steenkoolnijverheid), domineerde Wallonië de economie. Wat de Raet hier identificeert is hoe het Belgische bedrijfsleven beheerst werd door Waals-Brusselse holdings en hoe de status van de Franse taal verhoogd werd door haar associatie met de financieel-economische groepen. België werd een geïndustrialiseerde natie van eerste rang. Rond de eeuwwisseling kende de Belgische industrie een versnelde groei die te maken had met het begin van de zgn. >tweede industriële revolutie en het veroveren van nieuwe markten buiten West-Europa. Ook Congo, tot 1908 privé-eigendom van Leopold II en pas nadien een Belgische kolonie, diende in eerste instantie de belangen van het Waals-Brusselse grootkapitaal. Het is belangrijk op te merken dat de wereldeconomie van de jaren 1890 en 1900 gekenmerkt werd door onbedwingbare internationale concurrentie, die ook dikwijls geïnterpreteerd werd als een pseudo-Darwiniaanse struggle for life tussen volkeren – vandaar de dramatische toon van de Raet´s betoog.

De Raet was zich er sterk van bewust dat ook de investeringen en het geschoold personeel die zorgden voor de eerste tekenen van economische groei in Vlaanderen (rond de eeuwwisseling) geleverd werden door de grote francofone holdings – het zou duren tot de jaren 1960 vooraleer de onderindustrialisering van Vlaanderen en de ondervertegenwoordiging van Nederlandstalige industriële ondernemers zou weggewerkt worden. Dit is het punt waar de Raet’s streven naar de economische ontwikkeling van Vlaanderen zijn andere grote interesse raakte, de opleiding van Nederlandstalig hooggeschoold personeel.

Fragment 2

“[E]en reusachtig geheel van onderwijsinstellingen dat alle gebieden bestreek [kwam tot stand in België]: vier universiteiten, vijf technische scholen voor ingenieurs, landbouw- en handelsscholen en talrijke andere scholen groeiden onder druk van omstandigheden – enkele om de cultuur in haar geheel te bevorderen, de meeste om te voorzien in de behoeften van een zich snel ontwikkelende industriële samenleving. Maar in al deze instellingen van hoger onderwijs was het Frans de voertaal. […] In deze toestand ligt een der grote oorzaken van de inferioriteit van de Vlaming.[…]

Er moet eenheid komen in onze intellectuele toestand. De besten onder de Vlamingen troosten zich nu met een dubbele opvoeding: een Franse in de school; een Nederlandse door eigen inspanning, met boeken uit Holland. Dit kan toch maar van een gering aantal krachtige individuen gevergd worden, niet van de 4000 Vlaamse studenten die op onze universiteiten en speciale scholen zitten.[…]

Willen wij aan het Sisyphus-werk dat wij als Vlaamsgezinden thans verrichten een einde maken, dan moeten wij een instelling verwerven die het Nederlands het nodige gezag verleent om zich op te dringen aan de leidende standen, die de verfransing indijkt, die ons toelaat de materiële ontwikkeling in het Vlaamse land te beheersen en te bevorderen, die eenheid geeft aan al dat streven naar opvoeding dat zich nu uit in studentenkringen, >extension-leergangen, toneelverenigingen, enz. […]

Is de Vlaamse universiteit dan een panacee, waardoor alles, als bij toverslag, zal veranderen?[…] Zij alleen is niet bij machte om ons intellectueel en economisch leven te herscheppen; maar met de reeds aanwezige krachten, met de reserve van sluimerende energie in ons volk, met dat jeugdige leven waarvan thans een vlam door onze literatuur laait, met die intellectuele voorraad die zich sedert eeuwen heeft opgehoopt in Vlaanderen, met al deze krachten zal de Vlaamse universiteit wonderen verrichten. Niet enkel ten bate van Vlaanderen, ook ten voordele van >Groot-Nederland. […]

Ook in een lagere sfeer zal de Vlaamse universiteit de nodige aanvoerders moeten leveren voor [de] versterking van [het stambewustzijn in elke Vlaming] door intellectuele en morele verheffing.”
(gemoderniseerde tekst)

Een Nederlandstalige universiteit

Titelpagina van Vlaanderenís economische ontwikkeling
Titelpagina van Vlaanderenís
economische ontwikkeling

van Lodewijk de Raet (1910).

Voor de Raet was een Nederlandstalige universiteit een centrale en onmisbare schakel (maar geen panacee) in de economische en intellectuele ontplooiing van het Vlaamse volk. Hij zag vernederlandst hoger onderwijs in functie van hoe het Vlaanderen’s economische positie zou verbeteren - hij had het bijgevolg niet enkel gemunt op het universitaire onderwijs, maar ook op de wetenschappelijke hogescholen. Vernederlandst hoger en technisch onderwijs zou moeten zorgen voor een leger van Nederlandstalig geschoolde technici, bedienden en kaderpersoneel, een Vlaamse economische elite die de economische ontwikkeling van Vlaanderen zelf in handen zou nemen. Taaldiscriminatie speelde een rol in de economische achterstand van de Vlaamse middenklasser, arbeider en landbouwer, was de boodschap; of “taalbelang is stoffelijk belang”. Nog meer dan MacLeod stelde de Raet dat halve oplossingen geen oplossingen zijn: de Gentse universiteit, het meest prestigieuze Franstalige bolwerk in Vlaanderen, en de daaraan verbonden technische scholen moesten volledig en gelijktijdig overstappen op de volkstaal als voertaal. Zo zou de verfransing van de burgerij worden ingedijkt en de machtsbasis van “het Franstalige element” in de Vlaamse samenleving (zie fragment 1) worden verkleind.

Zoals we al eerder opmerkten, was het creëren van een officieel eentalige regio, waar niet alleen onderwijs, maar ook bestuur en rechtswezen enkel in het Nederlands georganiseerd zouden worden, een nieuwe, radicale strategie om het Nederlands te beschermen. Het Frans had een dusdanig hoge status in vergelijking met het “Vlaams” (als officiële taal, als cultuurtaal, als wetenschapstaal, als sociale omgangstaal van de elite, als taal van het grote bedrijfsleven, als internationale taal, als een gestandaardiseerde taal) en de druk van verfransing op Nederlandssprekenden was bijgevolg zo hoog, dat men dacht dat enkel binnen de veilige grenzen van een afgebakend territorium de Nederlandse taal meer concurrerend zou kunnen worden en het Vlaamse volk tot volle ontplooiing zou kunnen komen. Een officiële status van eentaligheid zou volgens de ´cultuurflaminganten´ Vlaanderen in staat stellen zijn onderwijs kwalitatief te verbeteren, de Vlaamse cultuur op te trekken tot een Europees niveau, én – dit was de Raet´s unieke bijdrage – een sterkere economische en politieke machtspositie op te bouwen. Dit alles onder impuls van een Nederlandstalige intelligentsia.

Rond 1906 won de Raet de Vlaamse Beweging voor zijn voorstel voor een versnelde vernederlandsing van de Gentse universiteit – over andere Vlaamse eisen was het veel moeilijker eensgezindheid te bereiken. De Vlaamse Beweging groeide nu definitief uit van een taalbeweging tot een bredere cultuurbeweging. Niet enkel de toekomst van de Vlaamse taal, maar die van het Vlaamse volk stond nu op het spel volgens flaminganten. De Vlaamse Beweging begon nu ook te vechten voor specifiek Vlaamse culturele, economische en politieke belangen.

Een massabeweging ?

 Flamingant postcard
In Vlaanderen Vlaamsch”,
flamingantische postkaart.
>Om de illustratie uit te vergroten klik hier.

De Raet vond niet alleen dat er voor de opkomende Nederlandstalige intelligentsia een economische taak was weggelegd maar ook dat zij als maatschappelijke leiders propaganda moesten voeren om de Vlaamse arbeider, landbouwer, bediende en middenstander aan te tonen welke economische en sociale belangen aan vernederlandsing verbonden waren en om zo het Vlaamse bewustzijn onder de massa aan te wakkeren. We merkten al eerder op dat de boodschap van de Vlaamse Beweging in eerste instantie een groeiende groep middenklassers beroerde die de grove taaldiscriminaties bij benoemingen en promoties tegenover Franstaligen het hardst aanvoelde. Het ligt voor de hand dat de kleine en intellectuele burgerij meer vatbaar was dan lagere sociale klassen voor de Raet’s boodschap met haar nadruk op de opleiding en missie van een Nederlandstalige industriële en intellectuele burgerij. Onder de katholieke flaminganten, de motor van de Vlaamse Beweging, waren er velen die wel poogden een Vlaamsgezind programma onder arbeiders en boeren aan de man te brengen, maar deze zgn. >christen-democraten namen nooit het voortouw in de politieke strijd voor bv. >algemeen zuiver stemrecht (een kiesstelsel dat de numeriek veel sterkere laagste klassen niet langer zou benadelen). Meer dan tevoren was er in deze jaren een algemeen besef dat de Vlaamse Beweging pas resultaten zou oogsten als zij een massabeweging werd.

Campagnes werden gevoerd die zich richten tot het grote publiek. De bijgaande postkaart is een voorbeeld van de manier waarop de gewone burger werd ingeschakeld om de flamingantische boodschap te verspreiden en mee druk uit te oefenen ter vernederlandsing van het openbare leven. Niet alleen was deze postkaart voorzien van militante uitspraken van voorname flaminganten, Vlamingen werden ook aangespoord de postzegel links te plakken in protest tegen het gebruik door de Post van Franseentalige postzegels (een inbreuk op een wet uit 1891 die voorschreef dat postzegels tweetalig moesten zijn). Het is tekenend dat de uitspraken op de postkaart van de hand zijn van letterkundigen als Conscience, Willems (nu geëerd als “de vader van de Vlaamse Beweging”) en Gezelle. De sociaal-economische onderbouw die een figuur als de Raet probeerde te geven aan de Vlaamse strijd zou pas geleidelijk gemeengoed worden binnen de Vlaamse Beweging. De gematigdheid van het sociaal-economische programma van de Vlaamse Beweging werd sterk bekritiseerd door een andere vrijzinnige flamingant, August Vermeylen. Hij hield het flamingantisme een spiegel voor en was sterk ontgoocheld door wat hij zag, zoals zal blijken in het volgende deel van dit studiepakket.

Leesvaardigheidsvragen

1. Welke factor identificeerde de Raet als één van de voornaamste factoren die de herleving van het Vlaamse volk afremde?

>Voor het juiste antwoord klik hier.

2. Lees de voorlaatste paragraaf van het tweede fragment opnieuw (je kan de verwijzing naar Groot-Nederland buiten beschouwing laten). Wat vertelt dit je over hoe de Raet de Vlamingen zag?

>Voor het juiste antwoord klik hier.

3. De verwijzing naar Groot-Nederland in het tweede fragment beklemtoont de Raet’s pro-Nederlandse flamingantisme. Kan je in de twee fragmenten nog andere tekenen vinden van zijn Nederlandsgezindheid?

>Voor het juiste antwoord klik hier.

4. Waarom vond de boodschap van de Raet vooral gehoor bij ambtenaren, bedienden en onderwijzers?

>Voor het juiste antwoord klik hier.

>Om meer te weten te komen over August Vermeylen´s kritische kijk op de Vlaamse Beweging klik hier.