Eerste politieke stappenInleiding
Rond 1860 breekt een tweede fase aan in de geschiedenis van de Vlaamse Beweging. Via betere organisatie, agitatie, persactie en verkiezingen probeerden flamingantische militanten politieke macht te verwerven om via parlementaire weg de taalgrieven weg te werken. Deze verandering houdt verband met een voorzichtige verbreding van het electoraat tot de kleine burgerij tegen de achtergrond van de revolutiegolf van 1848. De Vlaamse kleine burgerij, die overwegend Nederlandssprekend was gebleven, was en bleef het steunpunt van de Vlaamse Beweging, een beweging die nu dus aan politiek gewicht won. Aanvankelijk experimenteerden de leiders van deze nieuwe stemgerechtigden (flaminganten, progressieve democraten,...) met het idee van een overkoepelende “derde partij” in het Belgische politieke landschap, een onafhankelijke contestatiepartij die strijd zou voeren buiten de twee gevestigde, hoogburgerlijke partijen, de katholieke en de liberale, om. Julius Vuylsteke, één van de meest prominente flamingantische figuren uit deze jaren, geloofde niet in zulke experimenten. Hij meende dat flaminganten zich moesten engageren in de liberale partij en enkel op deze politieke groepering druk moesten uitoefenen. >Voor een korte biografische schets van Julius Vuylsteke klik hier. De “Vlaamse kwestie” is ook een maatschappelijke kwestieVoor Julius Vuylsteke (Gent, 1836-1903), advocaat, politicus, letterkundige en leidend figuur in het Willemsfonds, een flamingantische culturele vereniging, was de “Vlaamse kwestie” meer dan een taalkwestie: het was een maatschappelijke kwestie. Achter de taalgrieven lagen de materiële ellende en intellectuele achterstand van het ´Vlaamse volk´, die de heropstanding van dit volk afremden. In zijn Korte statistieke beschrijving van België (Gent, 1865-69), waarvan hier drie fragmenten volgen, zette Vuylsteke zijn visie uiteen. Vlaanderen lag, volgens hem, achter op Wallonië, onder meer wat betreft onderwijs, geletterdheid, loonniveau, werkloosheid (zie: tekstfragment 1), industrialisering, voedingspatroon, openbare gezondheid, levensverwachting, bevolkingsgroei, zware criminaliteit, én politiek bewustzijn. Het beeld dat in het eerste fragment verschijnt is dat van “>arm Vlaanderen”, een gewest dat in het midden van de 19de eeuw heel sterk achteruitging niet alleen in vergelijking met een rijk verleden maar ook in verhouding tot het industrialiserende Wallonië. Het negatieve imago van het Vlaams, de taal van “arm Vlaanderen”, werd hierdoor nog versterkt. Vlaams spreken werd geassocieerd met armoede en intellectuele inferioriteit. In het daaropvolgende fragment laat Vuylsteke zich zien als een vertegenwoordiger van de progressieve democratische contestatiebeweging die in jaren 1850 en 1860 opgang maakte. Fragment 1“De vruchten van het onderwijs bekronen het werk. In de provincie Oost-Vlaanderen is het peil der elementaire geleerdheid (men vergeve ons het woord) hoogst ongunstig. In 1866 had zij 34 geheel ongeletterden op 100 >lotelingen. Al zijn de overige Vlaamse gewesten iets minder slecht, toch blijven zij over het algemeen beneden de Waalse, waarvan een paar de voor ons land prachtige verhouding opleveren van slechts 5 tot 13 ongeletterden op 100! [...] Het dagloon is in het algemeen in de Vlaamse gewesten merkelijk lager dan in de Waalse. Voor de landbouwarbeid is het verschil van 20 tot 50%. Daarenboven is de loonsverhoging betrekkelijk snel bij de Walen, terwijl de lonen bij de Vlamingen nagenoeg stilstaan. Ook komt prof. Em. De Laveleye, in zijn werk, De Landbouwkunst in België, tot de ontmoedigende uitspraak dat de dagloner in de Vlaamse gewesten misschien van alle Europese werklieden diegene is die het meest arbeidt en het slechtst gevoed wordt! De statistiek van het armwezen bevestigt deze eerste waarheid. Van de 100 inwoners waren er in de Vlaamse gewesten meer dan 17, in de Waalse slechts 11 ten laste van de armbesturen [...]. In sommige streken gaat het er nog veel erger aan toe. Brugge telde in 1863, op een bevolking van bijna 50.000 inwoners, 17.786 personen die door het >armbestuur ondersteund werden; dat wil zeggen 36 op 100.”
Fragment 2“Het droevigste verschijnsel is echter nog dit: terwijl het duidelijk genoeg blijkt dat er vooral in Vlaanderen gebrek is aan onderwijs, aan goede scholen, aan goede lokalen, is het ook dáár dat er het minst gedaan wordt om in dit gebrek te voorzien; en terwijl in Waalse regio door gemeenten, provincies en staat samen in de vijf laatste jaren voor 12 miljoen frank buitengewone werken werden uitgevoerd ten behoeve van het lager onderwijs, werd in de Vlaamse regio, die er zoveel meer behoefte aan heeft, slechts de helft van die som besteed. [...] [H]et treurigste is nog niet de toestand zelf, maar wel het gebrek aan veerkracht om er iets tegen te verzinnen en te beginnen. Veel praktische middelen staan voor de deur: maar zoek ten onzent naar bad- en washuizen, verenigingen voor het bouwen van gezonde arbeiderswoningen, volksbanken, coöperatieve winkels of andere coöperaties, goedkope volkskeukens, enz., zoveel middelen om het kwaad te lenigen die elders reeds op vele plaatsen beproefd zijn, u zal in de Vlaamse streken, buiten enkele hoogst zeldzame uitzonderingen, vruchteloos rondkijken.” Een progressief-democratisch perspectiefVoor Vuylsteke en vele andere progressieve liberalen en democratische katholieken uit de omhoogstrevende middenklasse was de strijd voor het Nederlands onderdeel van een breed democratisch hervormingsprogramma gericht tegen het gevestigde gezag van de jaren 1850 en 1860. Hoewel ieder eigen accenten legde, ging voor de meesten >taalflamingantisme hand in hand met verbetering en uitbreiding van het onderwijs, ruimer stemrecht, economische ontwikkeling en een voorzichtige sociale politiek (zie tekstfragment 2). Volgens Vuylsteke lag de oorsprong van de achterstand van “arm Vlaanderen” in de intellectuele inferioriteit van de Vlaamse lagere klassen. Zijn inspiratie putte hij uit zijn liberalisme, zijn geloof in de idealen van de >Verlichting. De nadruk op onderwijs in het bijzonder zal een centrale positie blijven innemen in het programma van de Vlaamse Beweging vóór 1914. Voor Vuylsteke viel de strijd van de flaminganten samen met die van de liberalen. De tegenstelling tussen katholieken en liberalen werd door hem al vroeg als prioritair bevonden – Vuylsteke maakte zelf een grote bijdrage tot dit conflict – en hij stelde alles in het werk om de aanhang van het bondgenootschap tussen flaminganten en progressieve democraten in te schakelen in de structuren van de liberale partij. In het volgende fragment legt hij uit waarom de Vlaamse zaak samenvalt met het liberalisme. Fragment 3Verlichtingvrijheid – gelijkheid – beschaving – economische ontsluiting – vooruitgangsoptimisme – perfectibiliteit van mens en samenleving “De slotsom is dus dat de Nederlandse bevolking van België sedert de 16de eeuw niet opgehouden heeft onder invloeden te leven die niets anders te weeg konden brengen dan ontaarding, verzwakking, verval, en wel zodanig dat het niet te verwonderen is dat men tegenwoordig bedroevende verschijnselen gewaarwordt. Wat verwonderlijk is, is dat de toestand zich niet nog veel ongunstiger voordoet. De geschiedenis bevestigt dat het kwaad, door de statistieken in het licht gesteld, toegeschreven dient te worden, aan de ene kant, aan de onnatuurlijke en asociale onttrekking van de bevolking aan het intellectuele verkeer met de hogere standen en met de Noord-Nederlandse beschaving en, aan de andere kant, aan de onwetendheid en daaruitvoortvloeiende bekrompenheid, dweepzucht en vooringenomenheid aangekweektdoor de onverdraagzame geestelijkheid. Ziedaar dan de twee belangrijkste oorzaken van het kwaad. Wie ze niet samen bestrijdt, verricht maar half werk. Men kan niet zeggen dat hij verkeerd ziet, maar hij ziet niet alles, hij ziet maar de helft van de waarheid. Er zijn er die een ogenblikkelijke en volkomen genezing verwachten van het herstel alleen van de landstaal; er zijn er andere die het alleen op de ´>theocratie´ gemunt hebben en die, verre van het Nederlands te willen zien herleven, op die taal zelf de schuld schuiven die moet rusten op niemand anders dan op hen die de taal verwaarloosden en lieten verwaarlozen. Beide groepen verkeren duidelijk in dwaling .” Flamingantisme hopeloos verdeeld door liberale – katholieke partijstrijd“Clauwaert ende Gheus”, huldeschrift aan Julius Vuylsteke. >Om de illustratie uit te vergroten klik hier Vuylsteke weet de materiële ellende en intellectuele achterstand van het Vlaamse volk dus deels aan het verwaarlozen van het Nederlands, deels aan de ´theocratie´. Kerk en geestelijkheid werden verweten het volk te onderwerpen aan een juk van onwetendheid en bijgeloof. De heropstanding van het Vlaamse volk was bijgevolg gekoppeld aan een oorlog tegen de Kerk. Voor een figuur als Vuylsteke wiens liberale opvattingen samengingen met >vrijzinnigheid en >antiklerikalisme – vorige generaties van liberalen waren niet openlijk antiklerikaal – kon er geen sprake zijn van samenwerking met katholieken, ja zelfs inzake de Vlaamse kwestie. Vuylsteke was trouwens één van diegenen die het militant-antiklerikale profiel van de liberale partij hielp verscherpen. Maar wat de figuur van Vuylsteke interessant maakt is dat hij dit onder deed door de strijd van de flaminganten in te schrijven in een eeuwenoude strijd van de Vlamingen (volgens het derde fragment “sedert de 16de eeuw”) tegen kerkelijke aanspraken en tegen verfransing. Dit idee wordt uitgedrukt door de leuze “Klauwaard en Geus”, waarnaar bijgaande illustratie verwijst. De symboliek van de >geuzen – over die van de >klauwaards hebben we het hieronder – werd populair in 1872 naar aanleiding van de 300ste verjaardag in Nederland van de >val van Den Briel , een sleutelmoment in de >Opstand van de Nederlanden tegen Spanje. Liberalen zoals Vuylsteke verheerlijkten de geuzen als de verpersoonlijking van de strijd tegen de Kerk (“verpaapsing”) en voor het herstel van de band met Nederland (waarover hieronder meer). Aan de ene kant injecteerde Vuylsteke, de eerste grote liberale flamingant, zo een dosis flamingantisme in de liberale partij. Aan de andere kant, liet zijn visie geen ruimte voor samenwerking tussen Vlaamsgezinden van verschillende ideologische groeperingen (katholieken en liberalen). Tegen 1870 domineerde het >conflict omtrent de plaats van de Kerk in het openbare leven de Belgische politiek zodanig dat flaminganten partij hadden gekozen voor liberalen of katholieken: het idee van een derde (Vlaamsgezinde, progressief-democratische) partij bleek onrealistisch. Bovendien bood het Belgische kiesstelsel (>meerderheidsstelsel) ruimte aan niet méér dan twee partijen. De Vlaamse Beweging was dus hopeloos verdeeld. “Herstel van de landstaal”Belangrijke gebeurtenissen in de flamingantische mythologie11 juli 1302: Guldensporenslag De andere oorzaak van het kwaad die Vuylsteke in deze tekst aanklaagt, was de verfransing (zie fragment 3). “Herstel van de landstaal” betekende voor hem en voor de Vlaamse Beweging in haar geheel de officiële erkenning van het Nederlands naast het Frans in Vlaanderen, m.a.w. Vlaanderen een tweetalig statuut toekennen. Totale vernederlandsing van het openbare leven stond niet op het programma. Het “herstel van de landstaal” zou twee ontwikkelingen met zich mee brengen. Ten eerste zou het ten bate komen van het contact tussen de Nederlandssprekende bevolking en de grotendeels verfranste elite van Vlaanderen. De veronderstelling was hierdoor het intellectuele en culturele peil van de lagere klassen te helpen verhogen. De klauwaard (zie illustratie) symboliseerde het verzet van het volk tegen de verfransing en tegen de verfranste Vlaamse elite – in de periode van de Guldensporenslag (1302) waren de klauwaards, genoemd naar de klauwende Vlaamse leeuw, de aanhangers van de oppositie tegen de Franse koning en de pro-Franse stedelijke elites van Vlaanderen. Terwijl Conscience de Guldensporenslag vooral zag als een strijd tegen Frankrijk, zagen latere flaminganten het ook als een gevecht tegen Franse invloed in Vlaanderen, tegen de “interne vijand”, de verfranste burger. Ten tweede, Vuylsteke geloofde dat een nauwer contact met de “Noord-Nederlandse beschaving” de Vlaamse zaak ten goede zou komen. Zoals Willems verzette Vuylsteke zich tegen het idee van een eigen Vlaams-Belgische taal (een idee gesteund door katholieken, onder meer, om via verschillen in de spelling invloeden uit het protestantse Nederland te weren), en was hij voorstander van taaleenheid tussen Nederland en Vlaanderen en van meer intellectueel verkeer. Deze Nederlandsgezindheid zullen we ook terugvinden bij latere generaties van liberale flaminganten. >>Eerste taalwettenIn de jaren 1870 begon de flamingantische agitatie, persactie en druk haar eerste vruchten af te werpen. Dankzij de taalwetgeving van 1873, 1878 en 1883 (op respectievelijk strafrechtspleging, rijksambtenarij en het officiële middelbare onderwijs) werd het Nederlands officieel erkend naast het Frans in Vlaanderen. Nederlandssprekenden verkregen een aantal elementaire rechten: berecht te worden in hun eigen taal; in het contact met rijksambtenaren bediend te worden in hun eigen taal; en in de openbare middelbare school ook in de eigen taal (en niet enkel in het Frans) onderwezen te worden. De wetgeving bleef echter het Frans een plaats garanderen zowel in de (straf)rechtspleging, als in de (rijks)ambtenarij en in het (middelbare) onderwijs in Vlaanderen en het Frans bleef de nationale taal. Vlaanderen was op weg naar een tweetalig statuut, niet meer, niet minder. Voor een vollediger overzicht van de eerste taalwetten zie “Chronologisch overzicht”. Leesvaardigheidsvragen1. Waarom ging Vuylsteke niet akkoord met flaminganten die in de strijd voor de heropstanding van het ´Vlaamse volk´ al hun heil zochten in taalwetten?>Voor het juiste antwoord klik hier. 2. Welke sociale groep steunde de Vlaamse Beweging en denk je dat Vuylsteke´s diagnose van de Vlaamse kwestie en de voorgestelde remedies daar iets aan veranderden?>Voor het juiste antwoord klik hier. 3. Waarom was de Vlaamse Beweging intern hopeloos verdeeld?>Voor het juiste antwoord klik hier. 4. Vuylsteke presenteerde een visie op de Vlaamse geschiedenis met een sterk liberale tint. Het motto “Klauwaard en Geus” grijpt terug op gebeurtenissen rond de Guldensporenslag en de Opstand tegen Spanje. Waarom was de Opstand zo´n rijke bron van inspiratie voor liberale Vlaamsgezinden?>Voor het juiste antwoord klik hier. 5. In het derde fragment richt Vuylsteke zijn pijlen onder meer op liberale partijgenoten die “verre van het Nederlands te willen zien herleven, op die taal zelf de schuld schuiven [van het verval van de Vlaamse bevolking].” Wat suggereert dit omtrent het imago van de Nederlandse taal bij een deel van de liberale partij?>Voor het juiste antwoord klik hier. 6. Verschilden de taalgrieven van Vuylsteke´s generatie met die van de flaminganten die in 1840 een petitie organiseerden rond deze kwestie?>Voor het juiste antwoord klik hier. 7. In de eerste paragraaf van het derde fragment heeft Vuylsteke het over de “Nederlandse bevolking van België”. Waarom zou hij voor deze term gekozen hebben? |