s

Katholiek flamingantisme

Inleiding

karikatuur op kardinaal Mercier
“Moi je suis d’une race destinée...”,
karikatuur op kardinaal Mercier (1906).
>Voor het onderschrift
klik hier
.
>Om de karikatuur uit te vergroten klik hier.

De flamingantische strijd in de jaren 1900 concentreerde zich op twee punten: (1) het vrije katholieke middelbare onderwijs in zijn geheel, in Vlaanderen en Brussel, bij wet dwingen over te stappen op een tweetalig onderwijsregime (tot nu toe was zij als private organisatie niet onderworpen aan de taalwet van 1883 op het officiële middelbare onderwijs) en (2) het omvormen van de Gentse rijksuniversiteit tot de eerste Nederlandstalige universiteit van België. We wezen er reeds op dat het uitblijven van deze en andere taalwetten toe te schrijven is aan groeiend en beter georganiseerd verzet bij Franstaligen. Een taalwet op het vrije katholieke middelbare onderwijs werd afgeremd door de katholieke regering en werd ronduit afgewezen door de inrichtende macht van de katholieke scholen, met name het episcopaat, die het Nederlands stellig weigerde te erkennen als een geschikte onderwijstaal (op middelbaar en universitair niveau).

Bijgaande illustratie is een karikatuur op de vijandige houding van de kerkelijke hiërarchie en van kardinaal Désiré Mercier in het bijzonder tegenover de Vlaamse Beweging. Op de prent ziet men een lange rij gemuilkorfde , Vlaamsgezinde priesters voorbijgaan aan Mercier, op wiens mijter een Waalse haan staat. Niet alleen priesters, maar ook katholieke politici werden geacht te luisteren naar de beschikkingen van het episcopaat in deze materie – het episcopaat speelde een belangrijke sturende rol binnen de katholieke partij. In de ogen van flaminganten verdedigde Mercier de machtspositie en gepriviligieerde status van Franstaligen in België. De Waalse haan was het symbool van de zgn. Waalse Beweging, een beweging die zich oorspronkelijk concentreerde op het vrijwaren van de voorrechten van (Franseentalige) Waalse ambtenaren en bedienden in Vlaanderen en Brussel.

Katholieke flaminganten kwamen nu in opstand tegen de koning en de katholieke regering en gingen vanaf 1907 op zoek naar stemmen van >Vlaamse liberalen en socialisten om een wet door het Parlement te loodsen. De taalwet op het katholieke middelbare onderwijs was een feit in 1910. Voor de volgende flamingantische actie, een Nederlandstalige universiteit voor Vlaanderen, werd opnieuw samengewerkt over de partijgrenzen heen – naar het voorbeeld van het middelbare onderwijs was de verwachting dat eens de rijksuniversiteit van Gent vernederlandst was, de Leuvense katholieke universiteit wel zou moeten volgen. Aan katholieke kant werd het idee van een gemeenschappelijk front tussen flaminganten van alle partijen sterk bepleit door de gevierde studentenleider Frans van Cauwelaert. In 1910 werd hij volksvertegenwoordiger voor Antwerpen, de meest flamingantische stad van Vlaanderen, en al vlug zou hij uitgroeien tot de meest invloedrijke katholieke flamingant. Hij combineerde de bekommernissen van het cultuurflamingantisme met de tradities van de katholiek-flamingantische studentenbeweging. De nadruk binnen de katholiek-flamingantische traditie op zelfvorming en individuele ontplooiing door middel van de Nederlandse taal – iets wat ook leefde bij August Vermeylen – komt naar voren in van Cauwelaert’s artikel ‘De kern van de Vlaamse beweging’, waarvan hier een fragment. >Voor een korte biografische schets van Frans van Cauwelaert klik hier.

Fragment

“Bij mijn weten kan onze taalbeweging met geen andere nationalistische beweging vergeleken worden, al voelen we ons natuurlijkerwijze één met de rechtsvorderingen van alle verkrachte volken. […] Want het staat met onze vervreemding niet zoals met die van de Polen, van de Ieren, van de Boeren, van de Kroaten en andere; de sterkte van deze volken in vergelijking met ons volksleven zit niet in uiterlijke dwangmiddelen, onze zwakte ligt niet in het gebrek aan ondersteuning van buiten, maar onze krachteloosheid is het gevolg van de inwendige bedorvenheid van onze volksziel. Ons volk heeft tot zijn stambewustzijn toe grotendeels verloren; want de grootheidsgedachten en eergevoelens, de vernederingen en tekortdoeningen die andere naties in het bloed jagen, glijden weg over onze hoofden als schaduwen zonder gewicht noch vatbaarheid.

Daarom moet de Vlaamse strijd vooral een innerlijke, een geestelijke strijd zijn; de herleving van ons volk moet gebeuren door de vernieuwing van de gemoederen; de toekomstige grootheid moet opbloeien uit de intense ontwikkeling van onze veelzijdige scheppingskracht. De zekerste vestiging van een volk is zelfrespect en zijn zegenrijkste bezit is het geloof in zijn eigen kracht, het vertrouwen in zijn zelfverheffing. Laten wij daarom allen die wensen dat het anders wordt met ons volk, dat zelfrespect en dat zelfvertrouwen herstellen en meedelen aan onze omgeving door overreding en voorlichting, door de overweldiging van onze machtig wordende kunst en wetenschap, door de sierlijkheid van ons woord, door al onze openbare gedragingen. Wij moeten naar allen toegaan, naar het volk uit de lage huizen en naar de ontwikkelden. […]

Daar ligt de redding , en daar alleen. […] Als wij, vlaamsgezinden, zelf weer een stambewustzijn en stamwil hebben verkregen […], zullen we weldra alle overwinningen behaald hebben, die ons gelijk moeten bevestigen. Ook de politieke agitatie kan ons niet redden, als we in ons volk niet tevoren zijn ziekelijke lijdzaamheid hebben overwonnen.”
(gemoderniseerde versie)

Ingrediënten voor een sterker Vlaams bewustzijn

Frans van Cauwelaert
Frans van Cauwelaert (1880-1961)

Zoals Vermeylen zag ook van Cauwelaert in het Vlaamse volk een zekere passiviteit, een onverschilligheid, een gebrek aan Vlaams bewustzijn: “Wij, Vlaamse volk, wij zijn onze eigen vijand”, zo schreef hij elders. Bijzonder interessant is de verwijzing naar andere nationalistische bewegingen en de rol van “uiterlijke dwangmiddelen” in het succes van deze bewegingen. De meeste kenners zijn het erover eens dat de Vlaamse Beweging er geen was ‘zoals de andere’. In tegenstelling tot bijvoorbeeld het Poolse of Ierse nationalisme vocht de Vlaamse Beweging niet voor het herstel van een lang verloren onafhankelijkheid (“Vlaanderen” was geen eeuwenoude natie maar een creatie van de Vlaamse Beweging); én, terwijl nationalisme in Polen en Ierland gekoppeld was aan een politieke strijd voor democratische staatsinstellingen, bezat België reeds sinds 1830 een voor de tijd moderne grondwet.

Van Cauwelaert zag de katholieke scholieren- en studentenbeweging als de motor van de Vlaamse Beweging. De prioriteit voor scholieren en studenten, de militanten van de toekomst, was zelfvorming: zichzelf bekwamen in het gebruik van het Nederlands, persoonlijk bijdragen aan het Vlaamse onderwijs-, wetenschappelijk, kunst- en literaire leven, met als doel bewuste Vlamingen én bewuste katholieken te worden – van Cauwelaert was evenzeer een overtuigde katholiek als een overtuigde flamingant. Enkel als de voorhoede de massa respect bijbracht voor de eigen taal en cultuur, zou de Vlaamse Beweging een volksbeweging worden, aldus van Cauwelaert. Hij gaf katholieke flaminganten dan ook de opdracht zich te engageren in de nieuwe sociale organisaties van de katholieke zuil (vakbonden, mutualiteiten, boerenbonden, enz.). Na de eerste Wereldoorlog zou de verstrengeling tussen katholieke flaminganten en Vlaamse christen-democratische en boerenorganisaties de Vlaamse Beweging een massabasis geven. Andermaal versterkte deze osmose het overwegend katholieke karakter van de Vlaamse Beweging.

Aan de basis van van Cauwelaert’s betoog lag frustratie om het stagneren van de taalwetgeving. Vermeylen’s verwijt dat de Vlaamse Beweging te afhankelijk was geworden van parlementaire strijd en wetgeving vindt zijn echo in van Cauwelaert’s kritiek op het smeken van flaminganten en het wachten op “officiële welwillendheid”. Het stagneren van de taalwetgeving heeft natuurlijk ook te maken met een radicale kwalitatieve stroomversnelling van de taalpolitieke visie van de Vlaamse Beweging, waarnaar we al even verwezen hebben. We komen hier nu op terug.

Territoriale eentaligheid voor Vlaanderen

“Achter onze rug wordt gezegd dat we onverdraaglijk zijn omdat we klagen, opstandig omdat we eisen, ondankbaar omdat we ons niet met een karige gift tevreden verklaren”, aldus van Cauwelaert. De Vlaamse Beweging koos nu voluit voor een officieel eentalig statuut voor Vlaanderen: onderwijs, bestuur en rechtswezen dienden volledig georganiseerd te worden in het Nederlands.
Tussen 1906 en 1909 experimenteerde de katholieke regering nog met het idee van veralgemeende tweetaligheid in België in zijn geheel. Dit hield in dat men tweetalige ambtenaren en tweetalige overheidsdiensten zou hebben niet alleen in Vlaanderen (zoals nog veelal het geval was), maar ook op nationaal niveau én in Wallonië – iets waarvan de Gelijkheidswet van 1898 al een voorproefje was. Waalse politici verwierpen echter het idee van nationale tweetaligheid; wat Wallonië aangaat, vonden zij dat inwoners zich moesten aanpassen aan de taal van de regio waar zij wonen (dus: in Wallonië Franstalig onderwijs en Franstalige overheidsdiensten). Dit is het zgn. territorialiteitsprincipe. Hieruit trok de Vlaamse Beweging resoluut de conclusie dat als men voor Wallonië een eentalige status goed vindt, Vlaanderen een corresponderende status moet krijgen.

De totale vernederlandsing van het openbare leven in Vlaanderen werd nu definitief het nieuwe politieke einddoel van de Vlaamse Beweging. Daarmee kwam de strijd voor een taalwet op het katholieke middelbare onderwijs en voor een vernederlandste universiteit (iets wat niet meer vóór 1914 zou behandeld worden in het Parlement) in een nieuwe context te staan. Dat betekende echter nog niet dat de Waalse Beweging onmiddellijk bereid was een officieel eentalig Vlaanderen te aanvaarden. Wat Vlaanderen betreft, zo vond de Waalse Beweging, moest de vrijheid van het gezinshoofd in de keuze van de taal voor het onderwijs en andere overheidsdiensten primeren (het zgn. personaliteitsprincipe). Territoriale eentaligheid voor Wallonië, maar niet voor Vlaanderen, zo redeneerde men nog een tijd. Het Franstalige Belgische establishment bleef zelfs nog tot in de jaren 1930 vasthouden aan de tweetaligheid van het openbare leven in Vlaanderen. Pas in 1930 werd de Gentse universiteit vernederlandst en halverwege de jaren ´30 volgde verdere taalwetgeving die het territorialiteitsprincipe toepaste op alle andere domeinen van het openbare leven.

Epiloog

Vlaamse en Waalse regimenten anders niets!!
Vlaamse en Waalse regimenten,
anders niets!!
”,
prent i.v.m. de opsplitsing van het leger.
>Voor het onderschrift klik hier.
>Om de prent uit te vergroten klik hier.

Eén van de laatste grote taalwetten die nog wel vóór 1914 behandeld werd in het Parlement, had betrekking op het leger. Als nationale instelling vervulde het leger een centrale rol in het proces van natievorming: het werd gezien als een instrument tot nationale opvoeding. Onderdeel daarvan was het verbreiden van het idee van het Frans als gemeenschappelijke taal van België – het leger was en bleef een Franseentalige instelling. Vertrekkend vanuit het principe van territoriale eentaligheid, gingen flaminganten nu de opsplitsing eisen van het leger in homogeen eentalige eenheden (Vlaamse en Waalse regimenten).

Bijgaande illustratie toont aan hoe de Vlaamse Leeuw zich geen stroop op de mond liet smeren door een taalwet die niet ten volle tegemoet zou komen aan de eis van de opsplitsing van het leger in Vlaamse en Waalse regimenten. Zoals blijkt uit het onderschrift, werd het opeisen van dit taalrecht voor Vlamingen nog steeds ingebed in Belgische vaderlandsliefde: de Belgische natie bestaat uit twee volkeren, twee subnaties die aan elkaar verbonden waren door politieke, sociale en economische banden (“broedervolkeren”). Door Vlamingen en Walen gelijke kansen en rechten te geven draagt men bij tot de Belgische welvaart en de Belgische eenheid. Dus: geen overheersing van het ene over het andere volk; noch het opleggen van de taal van het ene volk (“dit hatelijk juk”) in het grondgebied van het andere. Of het nu was omwille van een gebrek aan moed (zoals Vermeylen dacht), of uit >koele berekening, een meerderheid binnen de Vlaamse Beweging bleef de Belgische eenheidsstaat verdedigen.

Zoals te verwachten viel, bleek het oprichten van eentalige regimenten onhaalbaar – de eenheid van het land stond immers op het spel, zo beweerden tegenstanders. De uiteindelijke wet van 1913 stelde de tweetaligheid van het legerkader in het vooruitzicht. In de toekomst zouden officieren en onderofficieren beide landstalen moeten beheersen en zouden zowel Frans als Nederlands als commandotaal gebruikt worden. Intussen bleef het leger echter wezenlijk Franstalig. Enkelingen begonnen nu het idee van zelfbestuur te overwegen, een idee dat in 1912 gelanceerd werd niet vanuit Vlaamse maar vanuit Waalse hoek, binnen de Waalse Beweging, waar progressieve, vrijzinnige Walen vreesden voor een permanente overheersing van hun regio door klerikale Vlamingen (de katholieke regering was nu al bijna 30 jaar onafgebroken aan de macht!). Pas de schok van de Eerste Wereldoorlog zou voor het eerst een anti-Belgisch flamingantisme, een authentiek Vlaams nationalisme – ook dan nog steeds een minderheidspositie – creëren dat politieke autonomie zou claimen voor Vlaanderen, nu niet langer gezien als een subnatie van België, maar als een volwaardige natie op zich. De gevoelens van frustratie en ongeduld met de Belgische regering en de interactie tussen flaminganten en de Duitse bezetter (collaboratie van de ‘>activisten>Frontbeweging) zouden hierin doorslaggevend zijn.

Leesvaardigheidsvragen

1. Waarom is het verkeerd te stellen dat Vlaanderen een eeuwenoude natie is?

>Voor het juiste antwoord klik hier.

2. Wat was de Waalse beweging?

>Voor het juiste antwoord klik hier.

3. Waarom waren de jaren rond 1907 een keerpunt voor de katholieke flaminganten?

>Voor het juiste antwoord klik hier.

4. Waarom waren flaminganten ontgoocheld en gefrustreerd over het resultaat van de strijd omtrent het taalgebruik in het leger?

>Voor het juiste antwoord klik hier.

5. Was de integrale vernederlandsing van het openbare leven in Vlaanderen de enige remedie om de misstanden op taalgebied op te lossen?

>Voor het juiste antwoord klik hier.

Om je kennis en begrip van het hele studiepakket te testen ga nu naar “>Vragen & antwoorden”.