virtual dutch logo geschiedenis van de Nederlandse taal

Woordenlijst - van Achtervoegsel tot Woordenschat


Snelle links – woorden die beginnen met de letter A (hieronder) E H N S

Achtervoegsel:

Een letter of meerdere letters die aan het einde van een woord worden toegevoegd om een nieuw woord te vormen. Bijvoorbeeld: door het achtervoegsel ‘-(t)jes’ toe te voegen aan een *bijvoeglijk naamwoord, vorm je een *bijwoord: ‘zacht’ wordt ‘zachtjes’. Vergelijk: 'Dit kussen is zacht' en 'Zij spreken zachtjes'.

Arthurroman

Populaire middeleeuwse verhalen over de avonturen van de legendarische Britse koning Arthur en de ridders van de Ronde Tafel. Deze verhalen beschrijven meestal een zoektocht naar een geheimzinnig voorwerp (Heilige graal, een magische hoorn, of zoals in het verhaal van ##Walewein het geval is, een zwevend schaakbord) en benadrukken het belang van hoffelijk gedrag.

Codex (meervoud codices):

Gebonden verzameling handschriften.

Creools:

Taal die ontstaat wanneer twee of meer bestaande talen (vaak is één ervan een Europese taal) samensmelten en die de moedertaal is van het merendeel van de inwoners van een bepaalde regio.

Dialect:

Plaatselijke variant van een standaardtaal met uitgesproken individuele kenmerken (syntax, woordenschat, uitspraak). Dialecten worden meestal gebruikt in een informele context.

Diets:

Woord dat gebruikt werd om het onderscheid te maken tussen de taal die het gewone volk sprak (het ‘diet’) en de taal die door de clerus gebruikt werd (het Latijn). We vinden het woord terug in het Engelse woord ‘Dutch’. Mettertijd werd ‘Diets’ ‘Duits’. Het woord komt nog steeds voor in het gezegde: 'iemand iets diets maken' (iemand iets duidelijk maken).

Enclisis:

Een verkorte vorm van een woord (meestal een *lidwoord of een *voornaamwoord) dat aan het einde van een bestaand woord geplakt wordt. Het is een veel voorkomend fenomeen in het Middelnederlands. Bijvoorbeeld: ‘doedi’ voor ‘doet ghi’. Zie ook proclisis.

>>>Fonetische spelling:

Een manier van spellen die aangeeft hoe een woord moet worden uitgesproken. Dit houdt in dat een bepaalde klank wordt weergegeven door een bepaalde letter of een combinatie van letters. Het Nederlands heeft een meer fonetische spelling dan het Engels. De Engelse spelling is moeilijker te leren omdat woorden die op papier op elkaar lijken, niet altijd (of niet meer) op dezelfde manier worden uitgesproken. Ook het omgekeerde geldt: woorden die op eenzelfde manier worden uitgesproken, worden soms erg verschillend geschreven. Vergelijk, bijvoorbeeld, de spelling en uitspraak van: through, tough, bough, though. De volgende woorden klinken allemaal hetzelfde maar hun spelling is verschillend: there, their, they're.

Terug naar boven

Germaanse taal:

Hypothetische taal waarvan alle Germaanse talen (waaronder het Nederlands, het Engels, het Duits en de Scandinavische talen (behalve het Fins) zouden zijn afgeleid. @Klik hier als je meer wil weten over de Germaanse taalfamilie [Engelstalige, persoonlijke webstek waar een beschrijving kan gevonden worden van de verschillende talen die tot de Germaanse taalfamilie behoren].

Glos:

Een verklarende opmerking of vertaling die geschreven wordt in de marge of tussen de regels van een tekst.

Gouden Eeuw

Verwijst naar de economische groei, koloniale expansie (vooral in Oost-Indië, het huidige Indonesië) en culturele bloeiperiode van de zeventiende-eeuwse Republiek.

Het was de eeuw van de schilder Rembrandt van Rijn, de dichter Joost van den Vondel en de wetenschappers Christiaan Huygens (de uitvinder van het slingeruurwerk en de ontdekker van Titan, een van de manen van Saturnus) en Anthony Leeuwenhoek (de uitvinder van de microscoop).

Grotesk:

Een manier van schrijven waarbij verheven onderwerpen op vulgaire wijze behandeld worden of alledaagse onderwerpen met hoogdravende woorden beschreven worden. De spanning die zo ontstaat tussen inhoud en stijl is vaak erg grappig. Een bekend grotesk werk in het Engels is de Hudribas (1663-78) van Samuel Butler.

Terug naar boven

Humanist:

Iemand die (vooral in de veertiende, vijftiende, en zestiende eeuw) een bijzondere interesse had voor de cultuur, filosofie en literatuur van de Antieke Oudheid. Het humanisme speelde een belangrijke rol bij de heropleving (Renaissance) van de Kunsten in West-Europa.

Lage Landen:

Geografisch gebied dat in de strikte zin bestaat uit Nederland, België en het Groothertogdom Luxemburg (Benelux). In de praktijk wordt het meestal gebruikt om te verwijzen naar Nederland en België (Vlaanderen in het bijzonder).

Lexicaal:

Wat betrekking heeft op de woordenschat (het lexicon) van een taal.

Middelnederlands:

De Nederlandse taal die gesproken en geschreven werd tussen ca. 1150-1500. Tot de drie belangrijkste literaire collecties uit die periode behoren het zogenaamde Comburgse, Gruuthuse en ##Hulthemse handschrift.

Terug naar boven

Manuscript

Een handgeschreven tekst op perkament. Sommige manuscripten zijn geïllustreerd met kleurrijke miniaturen.

Naamvallen:

De naamvalsuitgangen van *zelfstandige naamwoorden en voornaamwoorden geven aan welke grammaticale functie de woorden in een zin hebben (bijvoorbeeld *onderwerp of *lijdend voorwerp).

Nieuwnederlands:

Het Nederlands dat zich vanaf ca. 1500 ontwikkelde.

Oudnederlands:

Het Nederlands dat gesproken en geschreven werd voor 1150. Er zijn erg weinig bronnen overgebleven met Oudnederlandse teksten, zeker in vergelijking met bijvoorbeeld het Oud-Engels (Beowulf, The Seafarer, The Wanderer, The Battle of Maldon).

Perkament (of vellum):

Dierenhuid (varken, schaap, geit of koe) die op een speciale manier behandeld is zodat er met inkt en een veer (ganzenveer) op geschreven kan worden. De naam is afgeleid van de antieke stad Pergamon in Klein-Azië.

Pidgin :

Een gesimplificeerde taal waarin woorden en uitdrukkingen voorkomen die aan twee of meer talen ontleend zijn, en die gebruikt wordt door mensen die geen gemeenschappelijke taal spreken. De oorsprong van het woord is waarschijnlijk een foutieve uitspraak van het Engelse ‘business’.

Probatio pennae:

Woorden of zinnen die men schrijft om zijn nieuwe (of nieuw gesneden) veer (meestal van een gans) uit te proberen.

Proclisis:

Een verkorte vorm van een woord (meestal een lidwoord of een voornaamwoord) dat aan het begin van een bestaand woord geplakt wordt. Het is een veel voorkomend fenomeen in het Middelnederlands. Bijvoorbeeld: ‘tis’ voor ‘dat is’. Zie ook enclisis.

Terug naar boven

Schwa:

De zwakke, onbeklemtoonde klank die je, bijvoorbeeld, in het lidwoord ‘de’ tegenkomt of in de eerste lettergreep van het Engelse ‘ago’. Fonetisch wordt deze klank voorgesteld als een ‘e’ die op zijn kop staat.

Sonnet:

Gedicht met een ingewikkeld rijmschema, dat uit veertien regels bestaat, die meestal zijn opgedeeld in een octaaf (8 regels) en een sextet (6 regels). Sonnetten waren erg populair in de Renaissance.

Syntax:

De regels van een taal die betrekking hebben op hoe woorden kunnen worden samengevoegd tot correcte zinnen, bijvoorbeeld: woordvolgorde.

Spraakkunst:

Alle regels en structuren die gebruikt worden in een taal om woorden en zinnen te vormen. Het woord wordt ook gebruikt om te verwijzen naar boeken die deze regels en structuren beschrijven.

Tweeklank:

Een combinatie van twee klinkers in een lettergreep. Ook in het Engels komen in sommige woorden tweeklanken voor: 'wide', 'void', 'loud', 'hay', 'no'.

Vlaams:

Aanvankelijk was Vlaams het dialect dat in de provincie West- en Oost-Vlaanderen gesproken werd. Later werd het woord gebruikt om te verwijzen naar het Nederlands dat in België gesproken werd. In 1973 werd het officieel vervangen door het woord ‘Nederlands’. Hoewel de officiële taal van Vlaanderen volgens de Belgische grondwet het Nederlands is, gebruiken vele (Engelse) woordenboeken en naslagwerken nog steeds het woord ‘Vlaams’. Dit is niet correct.

Woordenschat (lexicon):

Alle woorden van een taal.

Terug naar boven