Inleiding Nederlandse Taalkunde
   

Woordvolgorde

*Woordvolgorde is de volgorde van woorden in zinnen. We gaan nu bekijken wat de regels zijn voor het Nederlands.

Laten we een makkelijke zin bekijken. Let goed op waar het subject, object en verbum staan:

[Thijs] [vertelde] [het verhaal]
subject verbum object
S V O

De volgorde voor het Nederlands lijkt: subject, verbum, object. We noemen dit >SVO-volgorde.

Maar nu bekijken we een moeilijkere zin:

[Thijs] [vertelde] [het verhaal] dat [Riny] [linguïstiek] [leuk vindt].
subject verbum object   subject object verbum
S V O   S O V

Deze zin bestaat uit twee kleinere zinnen:

Thijs vertelde het verhaal.
S V O  
Riny vindt linguïstiek leuk.
S V O  

Let op! De volgorde van de zin ‘Riny vindt linguïstiek leuk’ verandert als we de zin combineren met de eerste zin. In ‘Riny vindt linguïstiek leuk’ zien we SVO-volgorde. Maar de volgorde in de lange zin is anders: ‘dat Riny linguïstiek leuk vindt’. Dit is >SOV-volgorde! Deze verandering van woordvolgorde is typisch voor het Nederlands. We zullen er hieronder aandacht aan besteden.

Bepaal de woordvolgorde voor deze zinnen.

:: vraag en antwoord ::

Meer over structuur

We moeten zo dadelijk in meer detail naar de bovenstaande zinnen kijken. Daarvoor moeten we eerst een paar nieuwe termen introduceren.

Het >predikaat is het gedeelte van een zin dat niet het subject is. Een zin bestaat dus uit een subject en een *predikaat. We kunnen met één subject verschillende zinnen maken door het predikaat te veranderen. Bijvoorbeeld het subject Aristoteles:

subject predikaat
Aristoteles is slim
  koopt een auto
  houdt van zwemmen
  gaat naar huis

We kunnen nu kijken naar >grammaticale eenheden. Een zin is een groot ‘ding’ (een eenheid). De zin bestaat uit kleinere eenheden; het subject en het predikaat. Het subject en het predikaat bestaan uit nog kleinere eenheden, bijvoorbeeld woorden.

Een zin kan bestaan uit een >hoofdzin en een >bijzin. Een subject en een predikaat samen maken een hoofdzin of een *bijzin. Een zin bestaat minstens uit een hoofdzin. Maar een zin kan ook een hoofdzin + een bijzin zijn. Een bijzin zonder hoofdzin is niet grammaticaal maar een hoofdzin kan wel zonder bijzin bestaan.

De voorbeeldzin bestaat uit een hoofdzin én een bijzin:

[Thijs] [vertelde] [het verhaal] dat [Riny] [linguïstiek] [leuk vindt].
subject verbum object   subject object verbum
S V O   S O V

Deze zin bestaat uit een hoofdzin: ‘Thijs vertelde het verhaalen een bijzin: ‘dat Riny linguïstiek leuk vindt’. De hoofdzin bestaat uit het subject ‘Thijs’ en het predikaat ‘vertelde het verhaal’. De bijzin bestaat uit het subject ‘Riny’ en het predikaat ‘linguïstiek leuk vindt’. De bijzin begint met het woord ‘dat’.

De hoofdzin alleen is een goede Nederlandse zin:

Thijs vertelde het verhaal.

De bijzin kan niet alleen ‘overleven’:

*Dat Riny linguïstiek leuk vindt.

Deze zin is ongrammaticaal. Het is dus geen goed Nederlands.

De structuur van een zin wordt duidelijker als we het in een ‘boom’ zetten. Zoals bij een stamboom (familieboom):

Diagram 1

Let op. Niet alle zinnen hebben een object. Niet alle zinnen hebben een hoofdzin en een bijzin. Sommige zinnen bestaan alleen uit een hoofdzin.

Nederlandse woordvolgorde

De zin ‘Thijs vertelde jou dat Riny linguistiek leuk vindt’ bestaat uit de hoofdzin ‘Thijs vertelde jou’ en de bijzin ‘dat Riny linguistiek leuk vindt’. In het Nederlands is de woordvolgorde in de hoofdzin anders dan in de bijzin:

Riny vindt linguistiek leuk (hoofdzin) > SVO
…dat Riny linguistiek leuk vindt. (bijzin) > SOV

De woordvolgorde in de bijzin is SOV. De meeste taalkundigen zeggen daarom dat het Nederlands een SOV-taal is. Dit betekent dat de basisvolgorde van alle Nederlandse zinnen subject-object-verbum is. In een structuur is dit:

Diagram 2

Het werkwoord is het >hoofd van het predikaat. Net zoals in samenstellingen de rechterkant het hoofd is. Het Nederlandse predikaat is dus >rechtshoofdig. Het hoofd is het werkwoord (V) en dus staat het werkwoord rechts (in de bijzin).

Deze rechtshoofdigheid leren kinderen al heel jong. Nederlandse kinderen zeggen bijvoorbeeld ‘koekie eten’ terwijl Engelse kinderen ‘eat cookie’ zeggen. In het Engels staat het hoofd in het predikaat namelijk links!

NEDERLANDS

Diagram 4

ENGELS

Diagram 5

Conclusie

We hebben je veel verteld over de structuur van het Nederlands. Je weet nu dat je die structuur in een soort stamboom kan tekenen. Je weet ook hoe een zin in elkaar zit. Bovendien weet je dat de volgorde van Nederlandse zinnen SOV is.

Er is een klein probleem: de volgorde van Nederlandse hoofdzinnen is helemaal geen SOV!

Jan leest een boek.
S V O

De verklaring hiervan heeft te maken met het Nederlandse werkwoord. Het Nederlandse werkwoord komt (bijna) altijd op de tweede plaats. Dit noemen we >verb second of V2. Hierover leer je meer in het volgende hoofdstuk.

Een aantal woorden achter elkaar is nog geen zin. De woorden moeten in een bepaalde volgorde staan. De zin heeft dus structuur. Door naar deze structuur te kijken hebben we ontdekt dat er verschil is tussen hoofdzinnen en bijzinnen in het Nederlands. We kunnen je nu nog meer gaan vertellen over de Nederlandse zin.

Als je de volgende woorden ongeveer begrijpt kan je rustig naar het volgende hoofdstuk:

  • SVO en SOV volgorde
  • (on)grammaticaal
  • Hoofdzin en bijzin
  • Zin
  • Predikaat

VOLGENDE>
(verb second)