Inleiding Nederlandse Taalkunde
   

Begrippenlijst - L

Labiodentaal - Klank waarbij de onderlip (labio) de tanden (dentum) raakt. Bijvoorbeeld: [f] (fiets), [v] (oever) en [υ] (water).

Lexicale ambiguïteit - dubbelzinnigheid die ontstaat omdat een woord (= een lexicaal element) een dubbele betekenis heeft (>homoniem). Zie ook >structurele ambiguïteit.

Lexicon - Soort 'woordenboek' in je hoofd waar de betekenis en (grammaticale) eigenschappen van woorden wordt opgeslagen.

*Lidwoord - Zie ook >determinator. Het Nederlands heeft twee bepaalde lidwoorden [de, het] en één onbepaald lidwoord [een].

Lijdend Voorwerp - IS >object.

Linguïstiek - Ook wel >taalkunde of >taalwetenschap genoemd. De wetenschappelijke studie van natuurlijke talen. (=talen die door mensen worden gesproken).

Locutieve handeling - De handeling van het uitspreken van een uiting. Zie ook >illocutieve en >perlocutieve handeling.

A B C D E F G H I K L M N O P R S T U V W Z