Inleiding Nederlandse Taalkunde
   

Begrippenlijst - H

Herschrijfregel - Term uit de logica. In de fonologie: klank a wordt klank b als klank a voor klank c staat.

Homoniem - Woorden die hetzelfde klinken maar iets anders betekenen. Bijvoorbeeld: [bank en bank]. Zie ook o.a. >synoniem en >antoniem etc.

Hoofd - Het gedeelte van een woord dat de betekenis en grammaticale eigenschappen van een woord bepaalt. In Nederlandse samenstellingen staat het hoofd rechts. Bijvoorbeeld: De zandbak is een soort bak, niet een soort zand. Het is de zandbak omdat het ook de bak is. Maar het zandbakzand is een soort zand (het zand).

Hoofdzin - Het gedeelte van een complexe zin dat ook zelfstandig grammaticaal is. Bijvoorbeeld: [Hij vindt het heel vervelend dat zij gaat zwemmen]. OK Hij vindt het heel vervelend.  * dat zij gaat zwemmen (*=ongrammaticaal). Zie ook >bijzin.

Huig - Aanhangsel van het zachte gehemelte, achterin de keel.

Hyperniem - Tegenovergestelde van hyponiem. Zie ook >hyponiem voor uitleg. Bijvoorbeeld: [woning is een hyperniem van villa].

Hyponiem - De betekenis van een woord is een gedeelte van de betekenis van een ander woord. Bijvoorbeeld: [Een villa is een soort woning]. Zie ook >hyperniem.

A B C D E F G H I K L M N O P R S T U V W Z