Taalgebruik in de praktijk

Hoe werken nu al die groepen en talen in de praktijk? Om hier een goed beeld van te krijgen hebben we exacte cijfers nodig, maar die zijn er niet. Het is trouwens ook niet zo eenvoudig, want burgers in een meertalige stad gebruiken verschillende talen in verschillende situaties. Je zou kunnen zeggen;  net als een eentalig persoon ook verschillende registers opentrekt[1] in zijn contacten met familie, vrienden, collega’s of ambtenaren.  De talentellingen zijn opgehouden eind jaren veertig, omdat ze te politiek geladen waren. Gelukkig zijn er de laatste jaren wel opnieuw studies verricht, gebaseerd op steekproeven[2] en die geven een veel genuanceerder beeld dan het simplistische ‘Nederlands of Frans’ van vroeger.

Talenkennis van de Brusselaars

Onderzoeken verricht in de afgelopen jaren (Janssens 2001, Extra 2003) spitsen zich toe[3] op de taal/talen die mensen verklaren thuis te spreken (meer dan 50 verschillende), en vergelijken die met de taal/talen die ze als kind thuis spraken. Zo zien we dat slechts een derde van alle volwassenen die eentalig Nederlands zijn opgevoed, ook eentalig Nederlandse gezinnen vormen. Ongeveer een derde gaat alleen Frans spreken en een ander derde wordt tweetalig, zie ook >taalverschuiving

Gebaseerd op de taalgroep waartoe ze zichzelf rekenen, kunnen we de Brusselaars in verschillende groepen onderdelen:

graph
bron: Janssens 2001:34

Zo zien we al snel dat de politieke tweedeling Nederlands/Frans slechts betrekking heeft op net iets meer dan de helft van de bevolking. 40% valt niet in de ene of de andere categorie.

Daarnaast wordt er ook gepeild[4] naar de talenkennis van de respondenten en in welke domeinen ze deze taal gebruiken. Veel respondenten geven bijvoorbeeld aan goed Engels te spreken, maar gebruiken deze taal in de praktijk zelden. Talenkennis omvat immers zowel talen die thuis verworven zijn als talen die op school aangeleerd zijn.

De volgende tabel geeft aan welke talen de Brusselaars zeggen ‘goed tot uitstekend’ te spreken.

Taal Bereik
1. Frans 95.6%
2. Nederlands 33.3%
3. Engels 33.3%
4. Duits 21.1%
5. Spaans 17.5%
6. Arabisch 11.6%
7. Italiaans 10.6%
8. Turks 3.6%
9. Portugees, Grieks, Russisch, Berbers 1 tot 2%

bron: Janssens 2001:39

De meeste van deze talen zijn thuis verworven. Het Engels en het Duits zijn echter vooral op school geleerd. Ook het Spaans en Italiaans komen meer en meer in het curriculum van Brusselse scholen voor. Het Russisch is dan weer vooral een aangeleerde taal voor Brusselaars afkomstig uit de vroegere Oostbloklanden, die naast hun nationale taal ook het Russisch beheersen.
In de praktijk is het Frans de meest gebruikte taal.

Onderstaande verzameling geeft de spreiding van de drie meest gebruikte talen weer:

chart
bron: Jansens 2001:38

Uit dit diagram is duidelijk dat vrijwel alle mensen die Nederlands spreken ook het Frans beheersen en vaak ook het Engels. Met Nederlands alleen kom je in Brussel blijkbaar niet ver. Kennis van het Frans daarentegen is voor bijna de helft van de Brusselaars voldoende. Slechts 3% beheerst geen van de drie talen ‘goed’.

Wonen in Brussel: Anja Kowalski (33), zangeres met Duits paspoort

“Ik heb ook lang het gevoel gehad tussen twee stoelen te vallen[5]. Heel dikwijls heb ik gedacht: hoe zou het voelen om naar de bakker te gaan, in het Duits een brood te bestellen en antwoord te krijgen in het Duits? Zeker in Antwerpen. In Brussel stel je jezelf de vraag niet of je al dan niet ergens bijhoort. Alles en iedereen is hier zo gemengd, de mensen spreken een patchwork van talen, net als ik. En de stad zelf, die is op zich ook al een patchwork.”

“Hier voel ik me dan ook meer op mijn gemak. In een stad als Brussel moet iedereen op de meeste plekken moeite doen om een andere taal te begrijpen dan de zijne. Dat geeft meer openheid, hier moet je in de wereld van een ander willen binnenkomen, anders is het niet prettig leven.”

uit: Brussel deze week, 02/04/2005

Lingua franca: Frans

Van de Brusselse bevolking is ongeveer 50% eentalig Frans bij de geboorte, maar Frans is niet alleen de taal van deze Franssprekenden, het is ook de taal die Brusselaars gebruiken als lingua franca. Dat wil zeggen dat ze terugvallen op het Frans in gesprekken met anderstaligen. Frans is ook de taal die in het overgrote merendeel van de contacten met de buitenwereld wordt gesproken. Ook de Nederlanstaligen spreken vaak Frans of schakelen over[6] naar het Frans wanneer de gesprekspartner Frans blijkt te spreken.

De rode pijlers in de volgende grafieken illustreren de doorslaggevende positie van het Frans in Brussel. (alle cijfers uit Janssens 2001)

reclame Brusselse firma's
contact met buren

Hoewel Frans domineert, worden tot 57 verschillende talen of taalcombinaties met de buren gesproken. Leden van bepaalde taalgroepen vormen ook taalgemeenschappen die in dezelfde buurt wonen. Zo wonen er veel tradioneel Nederlandssprekenden in het noordwesten van Brussel. Die spreken dan ook uitsluitend Nederlands met elkaar. Elders in de stad is de combinatie van Frans met een andere taal de meest voorkomende. Dat bevestigt nogmaals de functie van het Frans als ‘default’ taal, hoewel het voor ongeveer de helft van de bevolking niet de moedertaal is.

contact met ambtenaar
contact met ambtenaar

Bewoners van Brussel kunnen kiezen of ze Nederlands of Frans spreken in hun contact met de gemeente. Engels is geen officiële taal, dus het gebruik daarvan hangt af van de ‘goodwill’ van de ambtenaar. Brusselaars kiezen ook zelf de taal op hun officiële papieren, zoals hun identiteitskaart of rijbewijs. De taal van het bestuur is lang een heet hangijzer geweest in de Vlaamse >Strijd en je zou dus verwachten dat alle Nederlandssprekende Brusselaars steevast[1] Nederlands spreken op het gemeentehuis. Dat is echter niet het geval. Nederlandssprekenden schakelen blijkbaar ook makkelijk over naar het Frans en hebben daar ook verder geen problemen mee. Dat doet vermoeden dat de politieke connotatie van deze situatie de Nederlandssprekenden in Brussel niet zo na aan het hart ligt[2]. Ze zijn eerder soepel ingesteld en passen zich aan. In principe moeten alle Brusselse ambtenaren tweetalig zijn, maar in de praktijk is dat niet altijd zo. De gemeentelijke websites zijn dan weer pragmatischer en bieden informatie in drie talen (NL/FR/Eng) aan. De webstek van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest biedt zelfs informatie in 5 talen (NL/FR/D/Eng/Spaans).

Wonen in Brussel: Hilde Wils, actrice

“Waar ik mij ook aan stoor[3] is de uitgesproken Vlaamse reflex. Je moet daar  een beetje flexibel in zijn hè. Eisen dat er Nederlands wordt gesproken op plekken waar het belangrijk is dat je jezelf exact kan uitdrukken, dat is niet meer dan normaal, maar voor de rest vind ik het flauwekul[4] te zeggen: ik spreek alleen Nederlands. We zijn hier al met zo weinig, je moet daar niet onnozel over doen. Maar als Vlaming de reflex hebben overal zomaar Frans te spreken, dat is natuurlijk ook uit den boze[5].”

uit: Brussel deze week, 30/06/2005

externe contacten op het werk
externe contacten op het werk

Het Nederlands en Engels komen hier sterker naar voren dan in de andere situaties, wat niet mag verbazen, omdat arbeidsmigratie aan de basis ligt van de linguistische diversiteit van Brussel.  Talenkennis is dan ook heel belangrijk bij de aanwerving[6]. In ongeveer een derde van de banen wordt zowel Nederlands als Frans gevraagd, Engels is nodig voor een vijfde van alle vacatures. Het zijn overigens vooral de Nederlandstaligen die terechtkomen op die banen die meer talen vereisen. De ondervraagden vinden het meestal ook helemaal niet vervelend om over te schakelen naar een andere taal in het contact met klanten.

Deze situatie is echter anders in contacten met collega’s. Daarbij is het Engels veel minder prominent, wat aantoont dat het met de verengelsing van de bedrijfscultuur niet zo’n vaart loopt als vaak gedacht wordt. Wat opvalt is dat de Nederlandstaligen sneller overschakelen naar het Frans dan omgekeerd, ook wanneer de Nederlandstalige in een sterkere machtspositie staat. Een Nederlandstalige werknemer wordt slechts in 40% van de gevallen in het Nederlands aangesproken door zijn Franstalige baas, terwijl de Nederlandstalige baas in 90% van de gevallen zijn Franstalige ondergeschikte in het Frans aanspreekt. Afhankelijk van de eigenaar en werknemers in het bedrijf, worden er in de interne communicatie ook andere talen gebruikt, zoals Duits, Italiaans, Arabisch, Japans, Russisch, Turks, Spaans, Zweeds, Deens en Grieks.

reclame Brusselse firma's
reclame Brusselse firma's

Het taalgebruik in reclamecampagnes beperkt zich tot Frans, Nederlands en Engels en combinaties ervan. Het merendeel van de campagnes wordt zowel in het Nederlands als het Frans gevoerd, op de voet gevolgd door eentalig Franse reclame. Opvallend is dat in een vijfde van de gevallen ook het Engels een rol speelt. Dat heeft vermoedelijk te maken met de status van het Engels in de populaire cultuur.

photo

Toenemend gebruik van Engels

McDonalds

Terwijl het Nederlands, het Frans en veel andere talen in Brussel toch in de eerste plaats de taal is van een aantal native speakers, is de situatie voor het Engels anders. Evenveel mensen claimen er Nederlands te kennen als Engels. De groep die van thuisuit Engels spreekt is echter vrij klein (3%). 1% daarvan spreekt thuis Engels omdat de partners elkaars moedertaal niet spreken. Het Engels is dus vooral een taal die een functie vervult. Als we de groep die goed Engels spreekt, nader bekijken, zien we dat die een bepaald demografisch profiel heeft, namelijk, hoe jonger en hoe hoger opgeleid, hoe beter de kennis van het Engels.

photo

Het Engels speelt niet zo’n grote rol in het privédomein of in de buurten, maar des te meer in de publieke sfeer. Het is zichtbaar in het straatbeeld (affiches, reclame, opschriften, winkelketens) en ook in de media- en cultuursector kan je niet om het Engels heen. Op de televisie en radio is de voertaal wellicht het Nederlands of het Frans, maar de taal die het meest te horen is in de programma’s en de muziek is toch het Engels.

Het Engels wordt ook vaak gezien als de taal van de internationale gemeenschap, maar uit onderzoek blijkt dat dat zich vooral beperkt tot de Noord-Europeanen, inwoners uit andere Europese lidstaten verkiezen nog steeds het Frans. Ook de Engelstaligen zullen zich in winkels en diensten meestal van het Frans bedienen.

The Bulletin

Desalniettemin claimt het Engels de status van lingua franca op wereldgebied en dat heeft uiteraard gevolgen in een wereldstad als Brussel. Hoewel deze taal officieel geen enkel recht heeft, is er toch veel informatie beschikbaar in het Engels en kunnen mensen als ze dat willen ook in het Engels terecht bij verschillende diensten. Er is ook een Engelstalig weekblad voor expats in Brussel, The Bulletin, dat wekelijks meer dan 50 000 exemplaren verkoopt en op die manier toch een belangrijke invloed is.

Het Engels is het meest zichtbaar in het bedrijfsleven, waar het soms zelfs als een brugtaal functioneert tussen Franstaligen en Nederlandstaligen. Ook in het onderwijs wordt Engels belangrijker, nu meer en meer studenten een Masters in het Engels volgen.

vraag 7

Denk je dat het Engels stilaan de voertaal zal worden in Brussel en het Frans als lingua franca zal verdringen[1]? >Antwoord

Het proces van verengelsing is echter niet te vergelijken met dat van de verfransing, omdat het de andere talen niet per se verdringt op alle domeinen; zowel thuis als daarbuiten op het werk, op straat en op school. Maar toch is de invloed niet min, het Engels is immers een taal met een hoge status en door de grote economische kracht zal het belang ervan eerder toenemen dan afnemen. Het is daarom niet onrealistisch te voorspellen dat de kennis van het Engels in de toekomst zal vergroten in vergelijking met die van het Nederlands. Dat heeft dan vooral betrekking op de publieke sfeer. Er is geen reden om aan te nemen dat het Engels ook in de persoonlijke sfeer een grotere rol zou gaan spelen. Het is uiteraard wel zo dat er meer en meer Engelse woorden sijpelen in het Frans en Nederlands van de jonge Brusselaars.

Taalverschuiving

Het is onvermijdelijk in een meertalige stad als Brussel dat er voortdurend verschuivingen optreden in het taalgebruik. Sommige talen verdwijnen, andere worden sterker. Vaak heeft dit te maken met de sociale status van een taal, denk maar aan het verhaal van het Frans en het Nederlands en recenter dat van het Engels. Toch is het niet altijd zo voor de hand liggend[2]. Zo blijkt bijvoorbeeld dat het Turks heel sterk standhoudt, terwijl de meeste Turkse migranten al enkele generaties in het land verblijven en vaak tot de lagere sociale groepen behoren. Het omgekeerde gebeurt met het Pools, dat een redelijke nieuwkomer is in Brussel. De influx van Polen piekte eind jaren tachtig, na de val van de Muur, en hun verblijf is niet altijd permanent en vaak zelfs illegaal. Daarom zou je verwachten dat ze sterk aan hun taal vasthouden om een eventuele terugkeer mogelijk te maken. Daarbij komt dat de Polen een breed sociaal netwerk van organisaties onderhouden. Toch schakelen hun kinderen sneller over naar een van de twee officiële talen dan de kinderen van Turkse afkomst. Een verklaring kan zijn dat de Polen, door hun onzekere status, een grotere drang hebben om te assimileren en –net als de Vlamingen voor hen- het Frans zien als een manier om hogerop te raken. Voor de Turken daarentegen, is hun taal een belangrijk aspect van hun identiteit, een identiteit waar ze trots op zijn en die ze niet willen verliezen.

Ook de positie van de grotere talen is door de aanwezigheid van zoveel andere talen aan verandering onderhevig. Personen die in een eentalig Frans gezin opgroeien vormen voor 90% opnieuw een eentalig Frans gezin, de overige 10% gaan het Frans combineren met een andere taal. Bij de Nederlandstaligen is de invloed drastischer, want minder dan een derde vormt opnieuw een eentalig Nederlands gezin, Bijna de helft wordt tweetalig Nederlands-Frans en bijna 30% schakelt helemaal over naar het Frans. Interessant is ook te zien wat er gebeurt met de tweetalige gezinnen. Iets minder dan een kwart van hen vormt terug een tweetalig Nederlands-Frans gezin, terwijl bijna 70% opteert voor alleen het Frans en 7% alleen het Nederlands.

Bij de groepen van Marokkaanse afkomst zien we een sterke invloed van het Frans in de derde generatie, zeker buitenshuis waar de rol van het Arabisch en Berber afneemt. Maar ook in de huiselijke kring[3] wordt in tweederde van de gevallen Frans gebruikt, naast de oorspronkelijke thuistaal. De invloed van het Franstalig onderwijs speelt hier zeker een rol. Bij de Marokkanen zien we ook een opvallende 8% die thuis uitsluitend Nederlands spreekt, wat dan vermoedelijk een gevolg is van het Nederlandstalig onderwijs. (Bij de Turken en Zuid-Europeanen is dit nihil.)

Bij de Zuid-Europeaanse inwijkelingen[4] speelt zich een gelijkaardig verhaal af, hoewel de verfransing daar sterker schijnt en meer gezinnen volledig naar het Frans overschakelen (15%). Dat heeft echter ook te maken met het feit dat het Frans al in de beginsituatie sterker aanwezig was in deze groepen. Maar de oorspronkelijke talen blijven ook hier overeind[5], zij het vaker in combinatie met het Frans.

De situatie bij de hoogopgeleide EU inwijkelingen, Amerikanen en Japanners is enigszins anders omdat die vaak niet permanent in het land verblijven en tevens hun kinderen naar internationale scholen sturen, waar onderwijs in de eigen taal aangeboden wordt. Hun talen hebben ook dikwijls een hoge status en verschuiving is bijgevolg bij hen minder.

Wonen in Brussel: Momoyo Kokubu,
organiste, woont sinds 1995 in Brussel

 “Als we in de Finisterraekerk met zijn allen samen in de keuken zitten, spreekt iedereen Frans en Nederlands door elkaar. Typisch Brussels, heel leuk, maar ik heb het gevoel er niet echt bij te horen zolang ik geen Nederlands ken. Frustrerend. Nog meer frustratie: bij het begeleiden van de mis voor de Vlamingen begrijp ik de homilie noch het slotwoord. Bovendien vind ik Nederlands een interessante en mooie taal. Ik heb al een lievelingswoord: koekske. Ik vind het trouwens heel leuk hoe Vlamingen graag verkleinwoorden gebruiken, hoe ze bijvoorbeeld Yulika [haar dochter] ‘Joeliske’ noemen.”

“Wat Brussel betreft vind ik het jammer dat Frans- en Nederlandstaligen veeleer naast elkaar in plaats van met elkaar leven. Dom ook: ze kunnen nog steeds dingen van elkaar leren, want er is een groot verschil in interesses, gevoeligheden, mentaliteit. Zelf heb ik ondervonden dat Vlamingen perfectionistischer zijn, meer aanleunen bij[6] de Japanse mentaliteit.”

uit: Brussel deze week, 03/11/05