de talentellingen:

Tussen 1846 en 1947 werden er elke 10 jaar talentellingen gehouden in Brussel en de gemeenten errond. Deze tellingen waren niet enkel wetenschappelijk, maar hadden politieke gevolgen. De taalwet van 1932 legde vast dat wanneer een gemeente in de eentalig Vlaamse rand rond Brussel meer dan 30% Franstaligen had (volgens de census), deze gemeente tweetalig moest worden in haar externe contacten. Indien meer dan 50% het Frans het vaakst gebruikte, moest het Frans ook in de interne administratie geїntroduceerd worden. In 1935 werden drie gemeenten aan Brussel toegevoegd, zodat de huidige groep van 19 gemeenten ontstond, elk met hun eigen bestuur. De taalcensussen stuitten op veel protest onder de Vlamingen, omdat ze de verfransing in de hand schenen te werken. Er was onduidelijkheid over de betrouwbaarheid van de resultaten. Zo werden tweetaligen vaak bij de Franstaligen gezet, inclusief Nederlandssprekenden die maar een beetje Frans spraken. Ook was het politieke klimaat niet zo gunstig voor de Nederlandssprekenden, zeker na de Tweede Wereldoorlog, toen veel Vlamingen zich als Franstalig voordeden. Daardoor zijn de cijfers niet exact, maar ze geven niettemin een goede indicatie om de taalsituatie in Brussel te beschrijven.
In 1963 werden de taalgrens en de faciliteitengemeenten bij grondwet vastgelegd. Op die manier kon tweetalig Brussel niet meer uitbreiden.

sluit dit venster