1. de landgenoot : zn. = iemand die uit hetzelfde land komt als jij
2. de wapenroem : zn. = wapen + roem
3. er rust een zwaar juk op ons = er ligt een zware last op ons
4. ongestraft : bn. = on + gestraft
5. bespotten : ww. = belachelijk maken
6. onmenselijk : bn. = on + menselijk
7. de verdrukker : zn. = iemand die een ander onderdrukt
8. knielen : ww. = op de knieën gaan zitten
9. roemrijk : bn. = roem + rijk