1. de Tweede Wereldoorlog = de oorlog tussen Duitsland en een groot aantal andere landen, die duurde van 1939 tot '45.
2. de bezetter : zn. = iemand die naar een plaats gaat om die in te nemen
3. het concentratiekamp : zn. = een kamp waar mensen worden opgesloten, die de regering weg wil hebben
4. de oermens : zn. = de vroegste mens
5. de boomstam : zn. = boom + stam
6. er nog niet zo slecht aan toen zijn = het nog niet zo slecht stellen
7. meevallen : ww. = minder erg zijn dan je had gedacht
8. opvoeren : ww. = vertonen