Vande Oudtheyt, Cap. V, 6:

"Omdat zij en hun Graven[1] [het volk en de graven van Holland] de hoogste macht bezaten en alle rechtspraak[2] in handen hadden, zonder dat ze daarbij aan iemand rekenschap[3] hoefden af te leggen, vanaf het moment dat Diederick de Eerste het land (dat ook toen niet aan een koning onderworpen[4] was) uit de handen van de Barbaren had teruggewonnen."

sluit dit venster