Ik spaar pennen. Ik heb er al drie.
I collect pens. I’ve got three already.
Ik heb ervan gehoord.
I have heard about it.
Jan kent Amsterdam goed. Hij komt er vandaan.
Jan knows A’dam well. He’s from there.
Ik heb één auto, maar Kees heeft er veel meer.
I have one car, but Kees has many more.
Er werd gedanst en gezongen.
There was dancing and laughter.