Inleiding Nederlandse Taalkunde
   

Fonologie

Klanken kunnen op veel manieren van elkaar verschillen. Dat zagen we in het vorige hoofdstuk. Aan het einde van dat hoofdstuk kwamen we erachter dat zelfs één klank op verschillende manieren kan worden uitgesproken. Bijvoorbeeld de [i] in ‘bier’ en in ‘biet’. Deze twee verschillende uitspraken van [i] noemen we verschillende realisaties (= verschillende manieren van uitspreken) van het >foneem /i/. Een foneem schrijven we tussen schuine strepen ( / i / ). Een >foneem is de kleinste eenheid van klank die een verschil in betekenis kan maken.

Stel je voor dat je de [i] zoals die uitgesproken wordt in ‘bier’ toch in het woord ‘biet’ zegt. Het woord zou raar klinken maar nog steeds hetzelfde betekenen. Stel je nu voor dat je de bilabiale stemhebbende plosief [b] uit het woord ‘bier´ stemloos zou maken. Je krijgt dan ‘pier’ met een [p] (de [p] is een bilabiale stemloze plosief). Dit betekent wat anders. De /b/ en de /p/, die toch erg op elkaar lijken, zijn in het Nederlands namelijk verschillende fonemen. De verschillende manieren van uitspraak van [i] in ‘bier’ en ‘biet´ zijn verschillende >fonetische realisaties van de /i/. Het zijn geen verschillende fonemen.

De woorden ‘bier’ en ‘biet’ betekenen niet hetzelfde. Dit komt omdat de /r/ en de /t/ fonemen zijn van het Nederlands. Deze woorden verschillen dus één foneem van elkaar. Deze woorden betekenen niet hetzelfde omdat fonemen verschil maken in betekenis. Woorden die één foneem van elkaar verschillen noemen we >minimale paren. ‘bier’ en ‘biet´ is dus een voorbeeld van een minimaal paar. Hier volgen nog een aantal voorbeelden:

paard > baard
klaar > blaar
hand > land
hand > hond
hand > Hans
bier > boer
plas > plat

Een foneem kan worden gezien als een ‘basisklank’ van een taal. Het gemiddeld aantal fonemen per taal is 35. In het Nederlands zijn er ongeveer 40, en het Engels heeft er ongeveer 44.

Zijn de /m/ en /n/ verschillende fonemen van het Nederlands? Waarom of waarom niet?

:: antwoord ::

Allofonen

Verschillende fonetische realisaties (= verschillende manieren van uitspraak) van fonemen noemen we >allofonen. Allofonen zijn dus niet betekenisonderscheidend. Dat betekent dat zij geen invloed hebben op de betekenis van een woord. Fonemen hebben dat wel, zoals we hierboven hebben gezien.

In het vorige hoofdstuk heb je geleerd dat de Nederlandse /r/ op verschillende manieren wordt uitgesproken. Twee veel voorkomende manieren zijn de alveolaire [r] (met de voorkant van de tong) en de huig [ʀ] (achterin de keel). Hoewel deze klanken wel van elkaar verschillen beschouwen we het toch als één foneem (de /r/). We noemen [r] en [ʀ] >allofonen van het foneem /r/.
Hoe weet je nu of een klank een foneem of een allofoon is? Dit kunnen we makkelijk testen door minimale paren proberen te maken:

uitspraak: interpretatie: woord:
[ʀ a: ʀ] /ra:r/ raar
[ra: r] /ra:r/ raar

De woorden [ʀa: ʀ] en [ra: r] verschillen in uitspraak omdat er verschillende soorten /r/ in voorkomen. Toch betekenen zij hetzelfde. De verschillende klanken hebben dus geen invloed op de betekenis. Dit betekent dat het >allofonen zijn (van het foneem /r/). Let op: dit betekent ook dat de klankreeksen [ʀa: ʀ] en [ra: r] geen minimaal paar vormen! Minimale paren moeten namelijk één foneem van elkaar verschillen!

De huig [ʀ] lijkt in de uitspraak veel op de [x] (de klank in ‘hagelslag). Zijn de huig [ʀ] en de [x] dan ook allofonen van hetzelfde foneem? Dit kunnen we ook testen door een minimaal paar te maken:

uitspraak: interpretatie: woord:
[ʀ a: ʀ] /ra:r/ raar (= vreemd)
[xa: r] /xa:r/ gaar (= gekookt)

De twee woorden verschillen in uitspraak alleen wat betreft de huig [ʀ] en de [x]. De twee woorden betekenen niet hetzelfde. Het verschil tussen de huig [ʀ] en de [x] is dus van belang voor de betekenis van het woord. De huig [ʀ] en de [x] zijn dus >fonemen van het Nederlands. (En [ʀa: ʀ] en [xa: ʀ] zijn dus wel een minimaal paar.)

In het zuiden van het Nederlandse taalgebied spreken veel mensen met een ‘zachte-g’ (een ‘zachte [x]’). Het fonetische teken voor deze klank is [ɣ]. De [ɣ] en de [x] zijn allofonen van het foneem /x/. Kijk maar naar de volgende woorden:

uitspraak: interpretatie: woord:
[xa: r] /xa:r/ gaar
[ɣ a: ʀ] /xa:r/ gaar

[ɣ] en [x] zijn dus verschillende fonetische realisaties van één foneem. We noemen [ɣ] en [x] dus allofonen van het foneem /x/.

Het verschil tussen fonemen en allofonen speelt een belangrijke rol in de fonologie. Fonologen proberen te begrijpen welke verschillen er kunnen zijn tussen allofonen. Hoe groot kunnen de verschillen zijn om twee klanken toch nog tot één foneem te rekenen?

Sommige groepen klanken (bijvoorbeeld plosieven of  fricatieven, zie vorige hoofdstuk) ‘gedragen’ zich hetzelfde in dezelfde ‘fonetische omgeving’. Voorbeelden van ‘fonetische omgevingen’ zijn bijvoorbeeld ‘het begin van een woord’ of ‘na een gesloten voorklinker’ enzovoort.

We lenen even een mooi voorbeeld uit het Engels. In het Engels krijgen stemloze plosieven (/p/, /t/ en /k/) aan het begin van een woord >aspiratie. Dit betekent dat deze klanken met een beetje extra lucht worden uitgesproken. Aspiratie wordt opgeschreven als een kleine ‘h’ boven de letter, dus [ph], [th] en [kh]. We kunnen voorspellen wanneer het allofoon [ph], van het foneem /p/, zal voorkomen. /p/ is een stemloze plosief. In het Engels krijgen stemloze plosieven aan het begin van een woord aspiratie. Het allofoon [ph] zal dus aan het begin van een woord voorkomen.

Door dit soort processen te bestuderen kunnen fonologen voorspellen hoe een foneem zal klinken in een bepaalde fonetische omgeving. Fonologen zoeken zo het systeem achter variaties in klanken.

Onderscheidende kenmerken

Hierboven zeiden we dat sommige groepen klanken zich hetzelfde gedragen in dezelfde fonetische omgeving. We kunnen klanken indelen in groepen op basis van hun >fonologische kenmerken. Klanken die tot dezelfde >natuurlijke klasse behoren gedragen zich hetzelfde in dezelfde omgeving. De fonologische kenmerken worden soms >onderscheidende kenmerken genoemd. Deze kenmerken maken het verschil tussen fonemen. Bijvoorbeeld de /d/ en de /n/ zijn allebei alveolair en allebei stemhebbend. Toch zijn ze niet hetzelfde foneem. Dit komt omdat de /n/ nasaal is en de /d/ niet. Het onderscheidende kenmerk tussen deze twee klanken is dus het kenmerk NASAAL. Dit onderscheidende kenmerk alleen maakt het verschil tussen de woorden /naar/ en /daar/.

We kennen nu al twee onderscheidende kenmerken. Een is het kenmerk STEM. Als je stembanden trillen bij de productie van een klank dan zeggen we dat deze klank het kenmerk [+STEM] heeft. Het andere kenmerk is NASAAL. De /n/ is [+NASAAL] en de /d/ is [-NASAAL]. We hebben nog twee kenmerken nodig. We kunnen dan veel medeklinkers van elkaar onderscheiden op basis van onderscheidende kenmerken. Deze twee kenmerken hebben de moeilijke namen CONTINUANT en LATERAAL. Als bij het produceren van een klank de lucht ergens in de mondholte wordt tegengehouden is deze klank [-CONT]. Als de lucht niet wordt tegengehouden is de klank [+CONT]. In het Nederlands is alleen de [l] lateraal, dus [+LAT]. Dit betekent dat de lucht ontsnapt langs de zijkanten van de mondholte, omdat de tong het midden blokkeert.

We kunnen met behulp van deze vier onderscheidende kenmerken veel Nederlandse medeklinkers beschrijven:

 

p

b

t

d

k

f

v

s

z

x

m

n

l

r

ʀ

υ

j

h

STEM

-

+

-

+

-

-

+

-

+

-

+

+

+

+

+

+

+

+

NASAAL

-

-

-

-

-

-

-

-

-

-

+

+

-

-

-

-

-

-

CONT

-

-

-

-

-

+

+

+

+

+

+

+

+

+

+

+

+

+

LAT

-

-

-

-

-

-

-

-

-

-

-

-

+

-

-

-

-

-

Deze lijst is niet compleet. Ten eerste zijn er veel meer medeklinkers in het Nederlands, bijvoorbeeld [ɣ], [ʃ] en [ʒ] en nog meer. Ten tweede zijn er veel meer onderscheidende kenmerken. De meeste boeken over fonologie noemen er ongeveer 14, waaronder VELAIR en LABIAAL. Deze kenmerken moeten je bekend voorkomen! Kijk maar in het hoofdstuk over fonetiek.

We kunnen nu een aantal fonologische processen uitleggen.
Ten eerste kunnen we een aantal >natuurlijke klasses aanwijzen. Bijvoorbeeld alleen /p/, /t/ en /k/ hebben de kenmerken [-STEM], [-NAS] en [-CONT] (kijk of dit klopt!). Samen vormen zij de natuurlijke klasse van de stemloze plosieven. We kunnen nu dus zeggen dat in het Engels aspiratie optreedt bij de natuurlijke klasse van stemloze plosieven. Oftewel: in het Engels krijgen stemloze plosieven aan het begin van een woord aspiratie.

Klanken kunnen tot meerdere natuurlijke klassen behoren. De /p/, bijvoorbeeld, behoort ook tot de klasse van labialen, samen met /m/, /b/, /f/, /v/ en /υ/. (Let op: zowel bilabiale en labio-dentale klanken horen hierbij.) Deze klasse speelt een rol in een fonologische regel van het Nederlands die we hieronder gaan bespreken.

Een taal heeft honderden klanken. Met behulp van de onderscheidende kenmerken kunnen we deze klanken veel makkelijker omschrijven. In het Nederlands zijn er ongeveer veertig fonemen. Alle andere klanken zijn voorspelbaar. Zij zijn het gevolg van fonologische regels. Zo is bijvoorbeeld de /i/ in het Nederlands langer voor een /r/, als in /bier/, dan voor een /t/, als in /biet/. In het Nederlands zijn zelfs álle klinkers langer voor een /r/. Dit verschil in klank, de lengte van de klinker, is dus voorspelbaar. Het is een gevolg van de fonologische regels van de Nederlandse taal.

Net als bij syntax hebben we structuur gevonden in onze taal. Alle variatie, honderden klanken, zijn het gevolg van een beperkt aantal regels!

Is aspiratie ook een onderscheidend kenmerk van het Nederlands? Waarom of waarom niet?

:: antwoord ::

Variatievormen van een Nederlands foneem

We weten nu meer over fonologie. Laten we eens kijken naar een Nederlands foneem, het foneem /n/.

We weten dat /n/ een foneem is, want we kunnen de volgende minimale paren maken:

            maar – naar             
            pak – pan              
            boon – boot             
            nood – rood             
            bond – bord             
            tenen – teken            

Soms veranderen klanken als ze naast een andere klank staan. In sommige gevallen wordt de klank dan helemaal niet meer uitgesproken. Dit heet >elisie.

Om dit te begrijpen moet je weten dat mensen op verschillende manieren spreken. Als je bijvoorbeeld een gesprek hebt met een vriend zul je minder op je uitspraak letten dan wanneer je een brief moet voorlezen. In een “normaal” dagelijks gesprek kan het voorkomen dat een Nederlander het woord ‘vriendschap’ uitspreekt als [frɪ:nsxɑp] en niet als [frɪ:ntsxɑp] (‘vrien schap’ niet ‘vriend schap’). De letter ‘d’, normaal uitgesproken als [t] in dit woord, wordt dan helemaal niet meer uitgesproken. Dit heet dus >elisie.

In sommige gevallen verandert een klank onder invloed van een andere klank. Dit noemen we >assimilatie. Een voorbeeld hiervan is het woord ‘opdracht’. Het wordt vaak uitgesproken als [ɔbdr ɑxt] (‘obdracht’). De /p/ is een /b/ geworden onder invloed van de /d/.

Het foneem /n/ geeft ons een paar mooie voorbeelden van assimilatie in het Nederlands. Om te kijken hoe /n/ zich gedraagt in verschillende omgevingen moeten we voorbeelden zoeken. Een handig woord hiervoor is het woordje ‘on-‘ . ‘On-‘ is zelf geen woord. We noemen het een >affix. Een affix is een soort woordje dat niet los kan bestaan maar moet “vastzitten” aan een ander woord. ‘On-‘ moet altijd aan het begin van een woord vast zitten. We noemen het daarom een >prefix. Een prefix is een speciaal soort affix. Er zijn ook affixen die aan het eind van een woord vastmoeten. Dit noemen we >suffixen.

We kunnen ervan uitgaan dat ‘on-‘ echt op het foneem /n/ eindigt. Er zijn genoeg voorbeelden waar de /n/ niet beïnvloed wordt door andere klanken:

onaardig                      
oneven                        
onuitstaanbaar             
onopvallend                 
oninteressant                

In al deze gevallen wordt het foneem /n/ uitgesproken als [n]. De alveolaire /n/ wordt ook als [n] uitgesproken als een andere alveolaire klank er achter staat:

onduidelijk
ontzettend
onzeker
onstabiel

(Let op: /d/, /t/, /z/ en /s/ zijn allen alveolaire klanken).

Maar de /n/ wordt niet altijd als [n] uitgesproken! Als een /n/ voor een velaire klank komt wordt het uitgesproken als de velaire [ɳ] (als in ‘hang’).

onkruid [ɔ ɳ k r œ y t] 'ongkruit'
onkosten [ɔ ɳ k ɔ st ɘ n] 'ongkosten'

Maak je geen zorgen als je dit zelf niet doet. De meeste moedertaalsprekers van het Nederlands zijn zich er niet van bewust. Toch is het goed om te weten dat het gebeurt.

Als /n/ voor een bilabiaal komt wordt het zelf ook een bilabiaal, namelijk [m]:

onpartijdig [ɔ m p ɑ rt ɛɪ d ɪ x] 'ompartijdig'
onprettig [ɔ m p r ɛ tɪ x] 'omprettig'
onbenul [ɔ m b ɘ n ʏl] 'ombenul'
onbeperkt [ɔ mb ɘ p ɛ rkt] 'ombeperkt'
onmogelijk [ɔ mo:x ɘ l ɘ k] 'ommogelijk'
onmens [ɔ m ɛ ns] 'ommens'

We kunnen nu een regel maken voor de verschillende manieren van uitspraak van het foneem /n/. We zouden twee aparte regels kunnen maken:

  1. [n] verandert in [ɳ] voor velaire klanken
  2. [n] verandert in [m] voor bilabialen

Het is echter efficiënter om dit in één regel te zeggen. Beide regels lijken immers erg op elkaar: de [n] verandert in de richting van de volgende klank. Laten we eerst regels 1 en 2 eens anders formuleren (= anders zeggen). We gebruiken hiervoor de onderscheidende kenmerken:

  1. Stemhebbende alveolaire nasaal > stemhebbende velaire nasaal / ____velair

  2. Stemhebbende alveolaire nasaal > stemhebbende bilabiale nasaal / ____bilabiaal

We kunnen dit als volgt uitleggen:

[klank a] > [klank b] / ____[klank c]

[klank a] wordt (>) [klank b] als klank a in de volgende positie staat (= /) vóór [klank c] (= ____ [klank c]).

We kunnen nu de twee regels in één regel zetten:

a) Stemhebbende alveolaire nasaal > stemhebbende α nasaal / ___α
(stemhebbende alveolaire nasaal wordt stemhebbende alfa nasaal als het voor alfa staat)

Regel a) is een context-gevoelige >herschrijfregel (zie herschrijven). De definitie van /n/, stemhebbende alveolaire nasaal, schrijven we anders als we het in een bepaalde context (= omgeving) vinden. We herschrijven de definitie.

In deze regel kan α (alfa) steeds iets anders betekenen. In regel 1 hierboven betekent α velair maar in regel 2 betekent het bilabiaal.
Let op dat de regel die we hebben gemaakt niet helemaal klopt voor het Nederlands. Alfa (α) kan bijvoorbeeld nooit palataal betekenen in deze regel. De reden dat de regel niet helemaal klopt is dat we niet alle onderscheidende kenmerken hebben besproken. De echte regel iets moeilijker maar verder bijna precies hetzelfde.

Onze conclusie is nu dat [n], [ɳ] en [m] allofonen kunnen zijn van het foneem /n/.

Kan alfa (α) in regel a) ook alveolair betekenen? (lees de regel nog eens goed!)

:: antwoord ::

Kan je uitleggen waarom ‘huisvuil’ wordt uitgesproken als ‘huisfuil’?

:: antwoord ::

*Diminutief –  het verkleinwoord (extra)

Een foneem kan op verschillende manieren worden uitgesproken; er zijn verschillende allofonen. Dit betekent dat er grote variatie is in de uitspraak. De vraag is of we structuur kunnen vinden in deze variatie. Het antwoord op deze vraag is natuurlijk ja! We kunnen dit laten zien door te kijken naar het Nederlandse >verkleinwoord.

Het verkleinwoord, of >diminutief, in het Nederlands is het suffix ‘-tje’. Het betekent zoiets als ‘klein’. Hier zijn een aantal voorbeelden:

lepel lepeltje kleine lepel
kaart kaartje kleine kaart
paard paardje klein paard

Het laatste voorbeeld laat meteen iets anders zien over het Nederlands. Het woord ‘paard’ wordt met een ‘d’ geschreven maar wordt uitgesproken als [pa:rt], met een [t]. Dit komt omdat in het Nederlands er geen stemhebbende medeklinkers kunnen voorkomen aan het eind van een woord. Let maar eens op de volgende woorden:

Woord

Uitspraak

hand

[hɑnt]

zand

[zɑnt]

hoofd

[ho:ft]

rood

[ro:t]

Een ‘d’ aan het eind van een woord wordt uitgesproken als een [t]. Toch is /d/ een foneem van het Nederlands. Aan het begin en in het midden van een woord wordt de /d/ namelijk wel uitgesproken als [d] (‘dame’, ‘dorp’, ‘midden’, ‘rode’ enzovoort). Er is blijkbaar een regel die aangeeft dat de stemhebbende /d/ aan het einde van een woord stemloos moet worden (in het Nederlands!). We weten dat zulke fonologische regels worden toegepast op natuurlijke klassen. Als dit dus echt een regel is moet het ook gelden voor andere stemhebbende medeklinkers. Dit klopt, zelfs voor leenwoorden:

Woord

Uitspraak

Job (= baan)

[dƷɔp]

Rob

[rɔp]

showbiz

[ʃɔ:wbɪs]

Dave

[de:f]

Je ziet dat we leenwoorden moesten gebruiken om goede voorbeelden te vinden. Dit komt omdat de spelling van het Nederlands zich heeft aangepast aan de uitspraak. Er zijn bijna geen woorden die een stemhebbende medeklinker aan het einde hebben in de spelling. Zo wordt bijvoorbeeld het meervoud ‘rozen’ wel met een ‘z’ geschreven terwijl het enkelvoud ‘roos’ met een ‘s’ wordt geschreven. Toch is waarschijnlijk ook deze [s] het gevolg van het stemloos worden van een stemhebbende medeklinker. We noemen dit >verscherping.

Probeer de herschrijfregel voor verscherping te schrijven.

:: antwoord ::

Nu we deze regel kennen kunnen we naar het diminutief kijken. Het blijkt dat verscherping niet alleen aan het eind van een woord voorkomt. Verscherping komt ook voor aan het eind van een lettergreep. Voordat het suffix ‘-tje’ aan een woord vast komt vindt er verscherping plaats. Dit verklaart de uitspraak van de volgende woorden:

hand handje [hantje] kleine hand
strand strandje [strantje] kleine strand
Dave Dave-je [deefje] kleine Dave
Rob Robje [ropje] kleine Rob

We schrijven dus een stemhebbende medeklinker maar we spreken een stemloze medeklinker uit. Dit bewijst dat spelling niet altijd betrouwbaar is.

Er is ook een assimilatie regel voor het diminutief, net als de regel voor /n/ die we al besproken hebben. Hoe het suffix klinkt hangt af van de laatste klank van de lettergreep waar het suffix aan vast komt te zitten. Als de laatste klank alveolair is dan is de eerste klank van het suffix ook alveolair. Als de laatste klank labiaal is dan is de eerste klank van het suffix ook labiaal en hetzelfde geldt voor velaire klanken:

Daan Daantje
duin duintje
been beentje
raam raampje
oom oompje
pluim pluimpje
koning koningkje
lezing lezingkje

Let op: na een [m] is het diminutief ‘-pje’ en na [ɳ] is het ‘-kje’.

Het lijkt erop dat deze assimilatie ook weer het gevolg is van één fonologische regel. We kunnen dus een herschrijfregel opstellen.
De regel moet iets worden als: ‘-tje’ wordt ‘-pje’ of ‘-kje’ bij een labiale of velaire klank. Meer algemeen en formeel wordt dit:

[tje] > [αje] / α___ , waarbij α = labiaal of velair.

Deze regel is correct maar niet volledig. Niet alle Nederlandse voorbeelden kunnen worden verklaard door deze regel. Toch is het een goed voorbeeld van hoe we uitspraakvariatie in het Nederlands kunnen analyseren.

De bovenstaande regel kan je helpen bij je uitspraak van het Nederlands. Toch zijn er uitzonderingen. We laten er een aantal zien, zonder uitleg:

bom bommetje
(boom - boompje)  
ring ringetje
(koning - koningkje)  
kan kannetje
(duin - duintje)  

‘Bom’ en ‘boom’ eindigen op dezelfde klank maar toch zijn de verkleinwoorden anders. Het lijkt erop dat als de klinker voor de laatste klank kort is er een ander diminutief moet worden gebruikt. Het woord ‘bloem´ is interessant. Het kan zowel ‘bloemetje’ als ‘bloempje’ worden. Dit komt misschien omdat ‘oe’ zowel als korte als als lange klinker kan worden gezien. Hieraan kun je wel zien dat er nog een hoop dingen zijn in de fonologie die wij hier nog niet hebben besproken.

Conclusie

Zinnen zijn woorden en inflectie die op een structurele manier zijn samengevoegd. Zo zijn woorden klanken die op een structurele manier gecombineerd zijn. We kunnen bestuderen hoe deze klanken worden geproduceerd. We kunnen ook kijken naar hoe deze klanken worden geïnterpreteerd. De honderden verschillende klanken in een taal zijn het gevolg van een onderliggend systeem van fonologische regels met een beperkt aantal basisklanken, de fonemen. De variatie in klanken kan worden verklaard door regels die bepaalde klankvariaties voorspellen.

De onderliggende structuur bepaalt hoe we een klank interpreteren. De Nederlandse /x/ en /ʀ/ lijken bijvoorbeeld erg op elkaar qua uitspraak. Toch zijn het verschillende fonemen die een verschil maken in de betekenis van een woord. De klanken [l] en [r] lijken helemaal niet op elkaar. Toch zullen bijvoorbeeld Chinese sprekers de klanken moeilijk uit elkaar kunnen houden omdat het geen verschillende fonemen zijn in het Chinees.

Fonologen bestuderen ook zaken als >intonatie en >klemtoon. Ook in intonatie en klemtoon zit structuur. Zij volgen ook bepaalde regels. Als je dit interessant vindt kan je bij de referenties, op het internet, of in de bibliotheek meer informatie vinden om verder te lezen!

In het volgende hoofdstuk gaan we de betekenis van taal bespreken. In dit afgelopen hoofdstuk hebben we een aantal keer gezegd dat een klank verschil kan maken in de betekenis van een woord. Wat bedoelen we precies met betekenis?

Het zal je niet verbazen dat we bij het beantwoorden van deze vraag ook weer structuur vinden. Zo komen we tot een theorie van taalbetekenis. Dit is bijzonder interessant en zal je misschien dingen laten zien die je nog nooit zo bekeken had!

VOLGENDE>
(betekenis)