Wereldcentrum in het hart van Europa

In de jaren zestig wordt de Brusselse tweetaligheid wettelijk geregeld, maar Brussel zit ook middenin grote migratiegolven uit het Middelandse Zeegebied, Europa en alle uithoeken van de wereld. Deze influx van anderstaligen zal de taalsituatie er niet eenvoudiger op maken. Veel buitenlanders opteren voor het Frans als lingua franca en spreken thuis en in hun gemeenschap hun eigen taal. In de internationale instellingen geeft het Engels dan weer de toon aan. Het resultaat is dat Brussel in het begin van de eenentwintigste eeuw uit een grote groep minderheden bestaat.

Vreemdelingen in Brussel

Vreemdelingen in Brussel zijn niets nieuws onder de zon. In het verleden (>zie Broeksele) regeerden buitenlandse heersers graag vanuit Brussel en brachten hun hele hofhouding mee. Na de Franse en Nederlandse overheersing in de negentiende eeuw bleven er groepen migranten in Brussel wonen. De Fransen zijn ook vandaag nog de tweede grootste groep niet-Belgen in de hoofdstad.

Brussel telt ongeveer 1 miljoen inwoners, bijna 30% hiervan is niet-Belg. Een overige groep van ruwweg[1] 8% is van niet-Belgische afkomst. Door de grote migratiestromen, ook binnen België, is in totaal de helft van de volwassen bevolking niet afkomstig uit Brussel zelf. Brussel is dus heel sterk een stad in beweging. Veel Belgische Brusselaars zijn de afgelopen 35 jaar uit Brussel weggetrokken, maar Vlamingen, Walen en allerlei buitenlanders kwamen zich hier dan weer vestigen. De situatie is enigszins apart omdat de migranten uit heel verschillende sociale hoeken komen. Zo zijn er enerzijds de hoogopgeleide werknemers van de Europese instelingen en internationale organisaties en anderzijds de vaak lager opgeleide migranten uit Zuid Europa, >>Marokko en >>Turkije. Daarnaast trekt Brussel ook bewoners aan uit de voormalige centraal Afrikaanse kolonies en het vroegere oostblok.  In andere Belgische steden is het aandeel vreemdelingen een pak minder (rond de 10% in Antwerpen, 7% in Gent) en zijn deze voornamelijk te vinden in de lagere inkomstencategorieën.

Brusselse bevolking: % niet-Belgen
Brusselse bevolking

Met deze cijfers is voorzichtigheid geboden[2]. Nationaliteit is immers niet per se gelijk aan waar een persoon geboren is of welke taal die spreekt. Sommigen wonen al meerdere generaties in België en zijn volledig geїntegreerd, zonder dat ze genaturaliseerd zijn. Naturaliseren[3] is anders sinds 1991 heel wat gemakkelijker geworden. Als iemand drie jaar in het land woont, heeft hij of zij het recht de Belgische nationaliteit aan te vragen. Dit heeft als gevolg dat afkomst niet meer zo duidelijk uit de statistieken spreekt. De groep Marokkanen en Turken bijvoorbeeld zijn beide aanzienlijk geslonken[4] in de jaren negentig. Begin jaren negentig maakten de Marokkanen nog 6.7% van de totale Brusselse bevolking uit, nu is dat 4.1%. Als je echter afkomst in beschouwing neemt, had in 2001 meer dan 10% van de Brusselse bevolking een Marokkaanse achtergrond.

Wonen in Brussel: Maria Tarantino, journaliste (33)

“Brussel is de enige postmoderne stad van Euopa. Een goede Italiaanse vriendin heeft dat ooit gezegd, en ik ben het volkomen met haar eens. Je kunt hier Europa doorkruisen van oost naar west, met nog een tripje langs Afrika en het Verre Oosten. Velen noemen het een mix, maar dat is niet het juiste woord: al die culturen zijn niet geїntegreerd in de stad. Integendeel, ze hebben haar gedesintegreerd – in de positieve zin. Onlangs hebben we gefilmd voor een reportage over Iran en we hebben net gedaan alsof Brussel Teheran is, en alleen Iraaanse mensen gesproken. Zelfs een hele voetbalploeg waar geen enkele niet-Iraniër speelde.”

uit: Brussel deze week, 19/05/2005

vraag 6

Ben je het met Maria eens? Vind je het positief als groepen en culturen naast elkaar leven en al die groepen geen geїntegreerd geheel vormen?

aantrekkingspool voor migranten uit het Zuiden

Net als andere West-Europese landen had België na de Tweede Wereldoorlog nood aan arbeidskrachten en ronselde[5] die aanvankelijk in de landen rond de Middellandse Zee. Migranten uit Spanje, Italië, Griekenland en Portugal kwamen zich in de jaren vijftig en zestig in Brussel vestigen. Dan volgden de arbeiders uit Marokko en Turkije. Na de ‘boom’ van de jaren zestig verminderde de vraag en net als elders in Europa kwam er in 1974 een migratiestop. Toch groeiden de groepen Turken en Marokkanen nog aanzienlijk, omdat velen hun familie lieten overkomen[1]. Ook nu nog halen zij vaak huwelijkspartners uit hun vaderland, maar de grote toevloed is gestagneerd in de jaren tachtig.

photo

Brussel herbergt[2] het merendeel van Grieken, Marokkanen en Portugezen in België. Italianen zijn nog steeds het meest te vinden rond Luik, waar ze vroeger in de mijnen werkten. De Turken hebben zich minder in de grote steden gevestigd, maar wonen verspreid over kleinere plaatsen. Dat neemt niet weg dat de Turken en Marokkanen de grootste groepen niet-Europeanen zijn in Brussel. De Zuid-Europeanen vormen samen ook een aanzienlijke groep.

centrum van Europa en de wereldpolitiek

photo

Sinds de Tweede Wereldoorlog heeft Brussel zich meer en meer ontwikkeld tot internationaal knooppunt[3]. Zoals de grafiek hierboven aantoont, bestaat meer dan de helft van de migranten in Brussel uit Europeanen. Een deel daarvan werkt voor de Europese Unie en de daaraan verwante organisaties. Ook de NAVO en de Europese zetel van de Verenigde Naties zetelen in Brussel. Dit alles wekt veel diplomatieke bedrijvigheid[4], Brussel heeft dan ook de op een na meeste ambassades en consulaten ter wereld. Die status van metropool maakt het op zijn beurt aantrekkelijk voor internationale firma’s om hun hoofdkantoor in Brussel te vestigen.

Hoogopgeleide en kapitaalkrachtige[5] buitenlanders komen daarom naar Brussel om er te werken. In veel gevallen is hun verblijf maar tijdelijk en zijn ze niet erg geneigd zich te integreren.

Sara (16) zit op een van de drie Europese scholen in Brussel

“In het land van mijn vader ben ik een vreemdeling. In het land van mijn moeder ben ik een vreemdeling. En in België ook.”

Rosa is zestien. Ze werd in Brussel geboren en heeft nooit ergens anders gewoond. Maar Belgen kent ze eigenlijk niet. Ze gaat naar de Europese school, die in de jaren vijftig speciaal is opgericht voor kinderen van de fonctionnaires européens. Vier op de vijf leerlingen hebben ouders die bij de Commissie werken – van de anderen zijn de vaders en moeders diplomaat of journalist of ze werken bij de NAVO of een van de vele buitenlandse bedrijven, lobbyfirma’s of advocatenkantoren die een stad met zoveel internationale instellingen aantrekt. “Als ze mij vragen waar ik vandaan kom, dan weet ik niet wat ik moet antwoorden. ‘Van Brussel’, zeg ik meestal, om ervan af te zijn[6].”

Haar neven en nichten in Duitsland en Frankrijk, vertelt ze, zijn bang voor migranten, omdat ze die niet kunnen plaatsen. Zij voelt eerder een vage verwantschap met ze. Wat haar juist beangstigt, vertelt ze, is dat ze zich daar steeds meer van bewust is. “Ik besef steeds meer wat voor een buitenbeentje[1] ik ben, en ga me dus afvragen of er ergens een plek in de wereld is waar ik dat niet ben. Ik ben soms jaloers op mensen die een vaderland hebben. Voor hun is het makkelijker om kosmopoliet te zijn: als het hun niet bevalt om overal en nergens te wonen en om te gaan met allerlei nationaliteiten, hebben zij iets om op terug te vallen. Ik niet.”

uit: Verlangen naar een anker, NRC 15-01-2002

de nieuwste migranten

Tegelijkertijd vinden kleinere groepen uit centraal-Afrika -waarvan de grootste uit de vroegere Belgische kolonie Congo-, vluchtelingen elders uit de wereld en migranten uit Oost-Europa, steeds vaker een vaste stek[2] in Brussel. Zo gaat de hoofdstad er steeds verscheidener uitzien.

photo

De jaren tachtig zien een expansieve groei van nieuwkomers uit werkelijk alle hoeken van de wereld. Deze groep is daarom veel heterogener dan de voorgaanden. Ook de reden van hun komst is minder eenduidig[3] dan de vorige migratiegolven. Vaak zijn het asielzoekers of illegale vluchtelingen, die probleemgebieden elders in de wereld ontvluchten. Het aantal vluchtelingen is in de jaren negentig spectaculair gestegen, met een piek in het jaar 2000 (meer dan 40 000 in vergelijking met een paar duizend begin jaren tachtig) Het aantal erkenningen is echter gering. Men kan dus aannemen dat de groep illegale vluchtelingen groot is , maar hier zijn uiteraard geen cijfers over. Deze zogenaamde ‘mensen zonder papieren’, veel van hen afkomstig uit Oost-Europa, wenden zich tot illegale bronnen van inkomsten.

wie woont waar?

map
bron data: Deboosere et al 2001

De minder kapitaalkrachtige en hoogopgeleide migrantengroepen vestigen zich voornamelijk in de negentiende eeuwse ring rond de binnenstad, waar de woning- en huurprijzen minder hoog zijn. Grote groepen Marokkanen wonen in de binnenstad of aan de rand van de aanpalende deelgemeenten Anderlecht, Sint-Jans-Molenbeek en Sint-Gillis. Turken zijn dan weer in hoge concentraties te vinden in Sint-Joost-ten Node en Schaarbeek. Kolonies Zuid-Europeanen wonen vaak aan de oostkant van Anderlecht. Een bekende Afrikaanse wijk is de Matongé wijk in hartje Brussel. Deze wijk was oorspronkelijk een ontmoetingsplaats voor Congolese studenten die naar Brussel waren gekomen na de onafhankelijkheid in 1960.

Het personeel dat naar Brussel komt om in de internationale instellingen te werken is doorgaans  hoogopgeleid en kapitaalkrachtig. Zij zoeken dan ook de mooiste plekjes op. In de praktijk komt dat erop neer[4] dat zij voornamelijk in de groene gordel wonen, in het zuidoosten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, van Ukkel tot Sint-Lambertus Woluwe (>zie kaart Brussels hoofdstedelijk gewest) en ook in de aangrenzende welvarende dorpen in de >Vlaamse rand.

photo

De aanwezigheid van zoveel internationale bedrijvigheid brengt een hele infrastructuur met zich mee en heeft het aanzicht van Brussel drastisch veranderd. Sommige delen van de binnenstad hebben volledig moeten wijken voor moderne hoogbouw, glas en staal.

Het >Engels is meer en meer te horen en begint een plaats in te nemen naast het Frans en in mindere mate het Nederlands. Daarnaast spreken al die mensen uiteraard ook hun eigen taal en sturen hun kinderen naar internationale scholen waar ze deels onderwijs in hun eigen taal kunnen krijgen.

Afhankelijk van hun nationaliteit, vormen ze aparte gemeenschappen. Het meest verspreid zijn de Fransen en de Nederlanders, wat begrijpelijk is, aangezien ze de landstalen spreken en dus makkelijk integreren. Het meest gesegregeerd zijn dan weer de Japanners en de Amerikanen, die in typische buitenlandse enclaves wonen.

Wonen in Brussel: Bianca Debaets, kabinetsattaché

“Ook de eurocraten zou ik meer willen zien deelnemen aan het gemeenschapsleven. Ze zitten in een cocon die moeilijk open te breken is. Er bestaan zelfs bedrijfjes die Europese nieuwkomers begeleiden bij hun aankomst in het land. Die gaan dan op zoek naar een huis, een school voor de kinderen, winkels waar ze hun geliefkoosde producten kunnen vinden. Er wordt dus al van in het begin een weg voor hen uitgestippeld[5], die maakt dat ze afstand houden van de andere bewoners van de stad.”

uit: Brussel deze week, 27/05/2005

evoluties onder de oudkomers

photo

Veel ‘migranten’, zoals grote groepen Zuid-Europeanen, Turken en Marokkanen, zijn nu al enkele generaties in het land. Sommigen gebruiken ondertussen >Frans in het gezin en hun deelname[1] aan het openbaar leven en de >politiek wordt ook zichtbaarder. Dat heeft ook te maken met de recente golf in naturalisaties. Op die manier krijgen deze groepen een stem in de samenleving. Jongeren halen vaak een hoger onderwijsniveau dan hun ouders. Dit geldt heel sterk voor Marokkaanse meisjes. Zij trouwen later en hun gezinnen worden ook kleiner, net als in de Belgische families. Bij Turkse meisjes is dat minder zichtbaar, ook omdat Turkse bruiden nog vaker ‘geїmporteerd’ worden. In het algemeen lijkt de Turkse gemeenschap meer in zichzelf gekeerd dan de Marokkaanse, die heterogener en gefragmenteerder wordt. Intrede in de arbeidsmarkt blijft echter moeilijk voor beide groepen en de werkloosheidscijfers voor allochtonen[2] liggen voelbaar[3] hoger dan de Belgische (11%). 24% van de Marokkanen en 27% van de Turken heeft geen baan. De Zuid-Europeanen zijn EU-burgers en vinden doorgaans makkelijker werk. Zij hebben ook het voordeel van hun talenkennis.  De relatieve achterstand van de burgers van Turkse en Marokkaanse achtergrond heeft echter niet alleen te maken met een lager opleidingsniveau maar ook veel met discriminatie.

taal en status

photo

photo

Sinds de taalwetten van 1963  is het Nederlands beschermd door overrepresentatie van Nederlandstaligen in de lokale besturen. In Vlaanderen zelf boomde de economie en de Vlamingen werden mondiger en bekwamer. De recente Vlaamse migranten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn dan ook niet langer de ongeschoolde en arme arbeiders van weleer[4]. Aan de Franse kant heeft het Frans zijn status als prestigieuze cultuurtaal enigszins verloren omdat veel van de lager geschoolde migranten het ook als omgangstaal gebruiken. Daardoor is het Frans niet meer uitsluitend de taal van de elite. Mede door de vele contacten met de Vlaamse industrie en de numerieke pendelaars[5] die dagelijks naar Brussel afzakken, is twee- en zelfs drietaligheid een normale vereiste voor een baan in de hoofdstad. Het is dus ook voor migranten met andere talige achtergronden interessant om Nederlands te leren. Velen onder hen spreken reeds Frans en sturen hun kinderen naar Nederlandstalige scholen. Het resultaat is dat in  het Nederlandstalig >onderwijs in Brussel minder dan de helft van de leerlingen thuis het Nederlands spreekt.

toekomstmuziek

Met de uitbreiding van de Europese Unie en de internationale instellingen in Brussel wordt Brussel steeds internationaler en zal het komen en gaan van buitenlanders toenemen. De werknemers van deze instellingen nemen echter een uitzonderingspositie in onder de buitenlanders in Brussel omdat ze enerzijds hooggeschoold zijn en anderzijds ook vaak maar tijdelijk in het land verblijven. Grote groepen uit Oost-Europa en Centraal Afrika zullen waarschijnlijk minder snel vertrekken en zich eerder blijvend in Brussel vestigen. Andere groepen, zoals de Zuid-Europeanen, Turken en Marokkanen, wonen ondertussen al enkele generaties in de stad en hebben er hun plaats gevonden. De kans dat zij zullen ‘teruggaan’ is nihil. Daarom is het nu aan deze groepen en de overheid om ervoor te zorgen dat ze ook echt deel gaan uitmaken van de samenleving. Er is immers jarenlang niet echt veel beleid rond gevoerd, met als gevolg dat sommige groepen zich geїsoleerd voelen of zichzelf isoleren. Dat is recent veranderd en de overheid werkt nu aan bewustmaking[1], bestrijding van racisme en het openen van kansen voor minderheden. Anderzijds is er nu ook een gedetailleerd beleid voor recente en toekomstige nieuwkomers. >>Net als in Nederland is er sprake van verplichte inburgeringscursussen[2] en een taalbad. Uiteraard zal de tijd moeten uitwijzen of dit beleid ‘werkt’.

photo

Wat de oudkomers[3] betreft, veel onder hen zijn al genaturaliseerd en nemen deel aan de >politiek. Deze groepen worden zelf ook steeds heterogener, je kan nog moeilijk spreken van ‘de Marokkanen’ of ‘de Italianen’ bijvoorbeeld. Brussel is nu een stad van minderheden geworden. De vraag is nu in welke mate die minderheden en hun talen erkend moeten worden. Over het algemeen vindt men dat thuistalen dat gerust kunnen blijven en geen apart statuut nodig hebben, maar dat velen wel gebaat[4] zouden zijn met een meertalige >aanpak op school. De Franstalige Gemeenschap experimenteert hier al even mee, de Vlamingen hebben er lang wantrouwig[5] tegenover gestaan, uit angst voor een nieuwe verfransingsgolf. Maar die hoeven ze nu niet meer te vrezen.  Het toenemend gebruik van het Engels gaat blijkbaar niet ten koste van het Nederlands, omdat Nederlands toch vooral een thuistaal is, naast het gebruik in de industrie en de handel met Vlaanderen. Onderzoek toont aan dat het Engels hier en daar wel het Frans als lingua franca in Brussel verdringt. Het Engels zal dus voor velen een handige derde taal worden, maar nergens de thuistaal verdringen.