Taal en politiek

In Brussel zijn taal en politiek onlosmakelijk[1] met elkaar verbonden, omdat de politieke partijen óf Franstalig óf Nederlandstalig zijn. Er moet dus voor een politieke keuze altijd eerst een taalkeuze plaatsvinden. Deze situatie is een politiek compromis maar staat ver van de huidige meertalige Brusselse realiteit. Voor bijna de helft van de Brusselaars is de Nederlands-Frans tweedeling immers niet relevant. De laatste jaren is er een inhaalbeweging[2] gebeurd door de ‘andere’ inwoners van Brussel, die nu ook meer en meer zichtbaar zijn in het politieke landschap. Zij sluiten zich bij Franstalige of Nederlandstalige partijen aan of staan op tweetalige gemeentelijke lijsten. Hoewel ze geen baat bij de tweedeling hebben, weten ze die wel te bespelen[3].

Nederlands of Frans?

Wanneer de Belgische Brusselaars gaan stemmen voor de federale, gemeenschaps- of gewestverkiezingen, moeten ze eerst een taalkeuze maken, alvorens een politieke. Dat is zo om de ministerposten en zetels ‘eerlijk’ te verdelen over beide taalgemeenschappen. Om die reden zijn ook alle politieke partijen óf Franstalig óf Nederlandstalig. Als gevolg daarvan zijn de programma’s van ideologische zusterpartijen niet altijd gelijkaardig. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk dat een Franstalige Brusselaar op de Vlaamse socialisten stemt. Of dat een Nederlandstalige Brusselaar op het Franse Ecolo stemt, bijvoorbeeld omdat die een grotere stem in het Brussels Parlement hebben dan het Vlaamse Groen[4]!. Er bestaat immers niet zoiets als een subnationaliteit in Brussel, dus ieder kiest de taal en de partij waar hij zin in heeft, ongeacht[5] tot welke taalgroep hij of zij zich rekent.

Brussels Gewest

Sinds 2004 ligt het vast dat de Brusselse Hoofdstedelijke Raad bestaat uit 89 leden, waarvan er sowieso 17 Nederlandstalig zijn en 72 Franstalig, onafhankelijk van de kiesresultaten. Er zitten vier ministers in de Brusselse Gewestregering, waarvan gegarandeerd twee van elk taalgebied. Zo hebben de Nederlandstaligen een vaste politieke representatie, ongeacht het aantal stemmen of het aantal burgers dat ze vertegenwoordigen.  Als je bedenkt dat ongeveer 10% van de  Brusselse bevolking zich als Nederlandstalig beschouwt, is deze vertegenwoordiging disproportioneel. Het is dan ook het resultaat van jarenlange discussies en –wat de Vlamingen betreft- toegevingen op andere gebieden aan de Franstaligen. Brussel is immers voor de Vlamingen een belangrijk symbolisch deel van ‘hun’ grondgebied. De Franstaligen hechten minder aan de ‘annexatie’ van Brussel bij de Franse Gemeenschap en zijn vooral gesteld op de economische onafhankelijkheid van ‘hun’ gebied, als gewest.

gemeentelijk

Op lokaal vlak ligt de situatie anders om twee redenen. Ten eerste mogen daar sinds 2000 de EU burgers meestemmen en vanaf 2006 voor het eerst ook niet-EU burgers die meer dan vijf jaar in het land verblijven. Ten tweede kunnen hier ook tweetalige lijsten voorkomen. Er zijn dus geen afspraken over verdelingen tussen Frans- en Nederlandstalige leden en de kiezers moeten bijgevolg[1] ook geen taalkeuze maken. De reden hiervoor is uiteraard dat deze besturen de samenstelling van de bevolking moeten weerspiegelen. (Vanaf 2006 moeten de lokale besturen trouwens ook voor de helft uit vrouwen bestaan, een maatregel die daarvoor niet gold[2].)

Participatie van allochtone Belgen in de politiek

photo

Bewoners afkomstig uit andere landen hadden lang geen politieke stem simpelweg omdat ze de Belgische nationaliteit niet hadden. Zeker voor niet-Europese immigranten was het ook niet makkelijk om die te verwerven. Daar is verandering in gekomen sinds 1991, toen de naturalisatiewet werd aangepast. De jaren negentig zagen een massale naturalisatie van de Turkse en Marokkaanse inwoners. Geleidelijk aan werden die ‘andere’ inwoners van Brussel ook zichtbaar in het politieke veld. Na de gemeenteraadsverkiezingen van 2000 was gemiddeld 13.8% van alle gemeenteraadsleden in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van niet-EU origine. Er zijn natuurlijk grote verschillen tussen de gemeenten; in een gemeente als Sint Joost is dat bijna 50%, terwijl Watermaal-Bosvoorde of Sint-Pieters-Woluwe er geen enkele heeft. Andere gemeenten met hoge scores zijn Brussel-stad en Molenbeek. Het merendeel van deze verkozenen is van Marokkaanse origine. Ook in de nationale politiek zijn nu meer ‘andere’ gezichten te zien. Bekende voorbeelden zijn Elio Di Rupo, voorzitter van de Parti Socialiste, Emir Kir (PS), minister in de Brusselse Gewestregering en Gisèle Mandaila (MR-FDF), federaal staatssecretaris voor het gezin . Zij zijn respectievelijk van Italiaanse, Turkse en Congolese origine en allemaal Franstalig.

photo

 

Een voorbeeld van een Vlaamse allochtone politicus is Fouad Ahidar.

>Lees een interview met hem.

het “migrantenstemrecht”

Ondertussen is er in 2004, na veel politiek gepalaver[3], ook een wet gestemd die migranten met een niet-EU nationaliteit de kans geeft lokaal te stemmen. Ze kunnen wel (nog) niet zelf op een lijst staan. Het waren vooral de Vlaamse partijen (en niet alleen het extreem-rechtse Vlaams Belang) die deze evolutie probeerden tegen te houden. De Franstaligen (uitgezonderd het extreem-rechtse Front National) waren unaniem voor. Aan Vlaamse kant wordt gevreesd dat de toekenning van gemeentelijk stemrecht aan de - vrijwel allemaal Franstalige- migranten het verfransingsproces in de besturen zal versnellen.

politieke participatie EU-burgers

Tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van 2000, was het ook de eerste keer dat burgers van andere EU-landen, woonachtig in Brussel, het recht hadden te stemmen of zelf op de lijst te staan. De niet-Belgische EU burgers maken bijna 20% van het totale Brusselse electoraat uit, dus hun inbreng kan significante gevolgen hebben. Hun opkomst was echter heel klein. Slechts 10% van alle stemgerechtigde[4] Europeanen kwam stemmen. Hun aandeel in sommige Brusselse gemeenten is anders heel groot. In Sint Gillis bijvoorbeeld, zijn  35% van de kiesgerechtigden EU staatsburgers en daar kwam maar 14% van stemmen; dat is 7.2% van alle stemgerechtigden daar. Ganshoren had het meeste succes; bijna 20% van hun EU onderdanen kwam stemmen, hoewel dat aandeel op de totale bevolking maar 1.6% bedraagt. De verwachte deining[5] is er dus niet gekomen en er werden ook nauwelijks niet-Belgische EU-onderdanen verkozen. Dat zou in de toekomst anders kunnen zijn als deze potentieel aanzienlijke groep bewuster gemobiliseerd wordt door de kandidaten.

Belgisch compromis

Net zoals de keuzes in hun taalgebruik al aanduiden, liggen[1] de meeste Brusselaars niet erg wakker[1] van de Nederlands/Franse politieke tweedeling. Ook zij die zich tot de Franse of Nederlandse taalgroep rekenen, stemmen daarom niet per se op iemand uit dezelfde hoek. Sommigen stemmen bijvoorbeeld uit sympathie eerder op een allochtoon. Hetzelfde geldt omgekeerd, iemand van buitenlandse afkomst zal ook niet in alle gevallen op iemand met dezelfde etnische achtergrond stemmen, hoewel zogenaamd ‘etnische’ stemmen wel waarschijnlijk zijn.

Wanneer ze gevraagd worden naar taalpreferentie in hun stemgedrag, zegt ongeveer een derde van de bevolking dat ze op eentalig Franse partijen zouden stemmen. De meerderheid is echter voorstander van representatieve lijsten, dat wil zeggen inclusief alle bevolkingsgroepen van Brussel. De Nederlandstaligen en tweetaligen (NL/FR) denken iets nauwer en zien in tweetalige lijsten de oplossing.

Op de vraag of ze het taalconflict in Brussel als een probleem zien, antwoord de grote meerderheid dat dit geen prioriteit is. Werkloosheid en veiligheid worden als de belangrijkste problemen gezien en dringende maatregelen voor samenlevingsproblemen tussen Belgen en migranten en onderwijs prioritair.

Wonen in Brussel: Saïd Al-Haddad (26), FM World-stem

Vorig jaar nam Al-Haddad plaats achter de micro van FM World, het internationale weekendprogramma van FM Brussel. “Dat werken rond de meertaligheid van Brussel, het steeds weer leren kennen van nieuwe mensen, vind ik fascinerend. Binnen de strikte structuur van het programma krijg ik bovendien een grote vrijheid om onderwerpen te kiezen. Dat is super, niet heel veel mensen is die luxe gegund. Ik ga heel breed: van een biografie over Led Zeppelin, tot het behandelen van religieuze kwesties, de wrijvingen[2] tussen de gemeenschappen. Het is razend interessant, ik heb al enorm veel bijgeleerd over Brussel. Onder meer dat het gebrek aan communicatie misschien wel het grootste probleem is van deze stad. Telkens er een Eurocraat in de studio zit, zegt hij: “Wij komen niet in contact met Belgen.” Zij weten niet waar wij mee bezig zijn en andersom weten wij niet waarmee zij bezig zijn: zo blijft er een kloof die onoverbrugbaar[3] lijkt. Met FM World proberen we een beetje uitwisseling te creëren. Ook tussen Franstaligen en Nederlandstaligen.”

uit: Brussel deze week, 17/09/2005

politieke kijk op integratie

photo

In de loop van de jaren negentig werd het ‘migrantenprobleem’ een uitgesproken politiek hangijzer. Integratie en participatie waren de toverwoorden om samenlevingsproblemen uit de wereld te helpen. De meeste partijen wilden dan ook graag gezien worden als vooruitstrevend[4] door enkele allochtonen op hun lijsten te plaatsen. Daarop kwam reactie uit allochtone hoek omdat er op die manier mensen op de lijst terechtkwamen die bijna letterlijk ‘van de straat’ waren geplukt, ongeacht hun kennis of kwaliteiten.

Du côté francophone, […] c’est vraiment le système « á la française », c’est la  liberté individuelle, vous êtes libre, vous devez vous débrouiller seul dans ce que vous faites. Du côté néerlandophone, c’est un peu le système hollandais ou anglosaxon peut-être, les minorites éxistent en tant que groupe. Des deux cotés, on peut dire qu’il y a du pour et du contre, je pense que lorsqu’on est à Bruxelles, je dis toujours que c’est une expérience unique […]. 

(bron: Jacobs & Swyngedouw, 2002)
(>vertaling)

Het is interessant om te zien hoe de beide taalgemeenschappen deze integratiegedachte anders invullen. Het recruteren van allochtone kandidaten en als gevolg daarvan, stemmen, is immers voor beiden een potentieel wingebied. Aan de Vlaamse kant wil men allochtonen en etnische minderheden stimuleren zich te organiseren en worden initiatieven aangemoedigd om achtergestelde[5] groepen in kansarme buurten te integreren. >>Deze visie is te vergelijken met de Nederlandse en Angelsakische. Het Franstalige en Waalse beleid anderzijds, is geїnspireerd door het Franse individualistische model en richt zich niet expliciet op bepaalde etnische groepen. Daarom worden initiatieven die gericht zijn op migranten vaak niet zo voorgesteld. Om die reden is het voor allochtone zelforganisaties makkelijker om subsidies te krijgen en samen te werken met de Vlaamse gemeenschap dan met de Franse. Als een organisatie geld wil krijgen van Franse kant, moet die zijn doel niet etnisch-cultureel omschrijven maar eerder algemeen sociaal of educatief.

photo

Ironisch genoeg leidt deze situatie ertoe dat veel zelforganisaties, waar Frans toch vaak de lingua franca is, kiezen voor meer loyaliteit en samenwerking met de Vlaamse overheid dan de Franstalige. Dat illustreert dat het gebruik van het Frans niet automatisch wil zeggen dat men zich politiek of cultureel een deel van de Franstalige gemeenschap voelt. De anderstalige minderheden in Brussel voelen zich in de eerste plaats Belg of Brusselaar. Ze vinden het vervelend dat ze zich steeds voor de keuze gesteld zien tussen Vlaams en Frans, te meer omdat Brussel uit zo veel meer gemeenschappen en taalgroepen bestaat.

Het federale migrantenbeleid

Net als in Nederland, was er in België lang weinig sprake van een migrantenbeleid. Aanvankelijk veronderstelde men dat de zogenaamde gastarbeiders[1] maar tijdelijk zouden blijven. Pas in de jaren tachtig begon er geleidelijk aan wat te veranderen. Na de staatshervorming van 1980 werden de bevoegdheden voor onthaal en integratie van migranten voor het eerst officieel ondergebracht[2] bij de Vlaamse en Franstalige gemeenschappen. Het eigenlijke beleid bleef in handen van de federale overheid. Er was nog geen sprake van een geїntegreerde aanpak[3], het was alleen een sociaal ‘probleem’. De ontwikkeling van het beleid komt in een stroomversnelling[4] na de grote verkiezingswinsten voor het extreem-rechts in 1988, die ‘het migrantenprobleem’ bovenop de agenda plaatsten. Er wordt een commissie in het leven geroepen die een beleid moet uitwerken. De beleidsrichtlijnen die daarop volgen concentreren zich op een integratiemodel dat het midden houdt tussen assimilatie en segregatie. Ze noemen het ‘inpassing’. Migranten moeten hun sociaal-economische achterstand bijbenen[5] met behoud van hun culturele identiteit; inbreng van de allochtonen is dan ook de sleutel tot succes.

Het integratiebeleid van de >deelregeringen

De Vlaamse Gemeenschap verfijnt zijn integratiebeleid in 1998; naast allochtonen omvat het nu ook vluchtelingen, woonwagenbewoners en mensen zonder papieren. Het ‘migrantenbeleid’ heet voortaan ‘beleid voor etnisch-culturele minderheden’, waarin  drie beleidlijnen vastliggen:

  • een emancipatiebeleid voor wie zich definitief gevestigd heeft,
  • een onthaalbeleid voor nieuwkomers,
  • een opvangbeleid voor mensen zonder papieren die om bijstand vragen.

In het huidige onthaalbeleid voor nieuwkomers staat inburgering centraal. Nieuwkomers moeten al dan niet verplicht taalcursus volgen, kennis verwerven over het reilen en zeilen[1] van de Belgische staat en krijgen loopbaanbegeleiding. Een aantal landelijke migrantenbewegingen krijgen officiële erkenning en de stem van de doelgroepen vindt zijn weg naar het beleid toe, via het @minderhedenforum [Nederlandstalige webstek van het Minderhedenforum, de spreekbuis van etnisch-culturele minderheden in Vlaanderen en Brussel], dat beleidsadvies geeft. Dit forum heeft een Brussels Platform opgericht, waarin 36 verenigingen vertegenwoordigd zijn. Hun prioriteiten zijn onderwijs en werkgelegenheid.

vraag 10

Waarom denk je dat de Vlaamse Gemeenschap de naam van het beleid veranderd heeft? >Antwoord

De Franse Gemeenschapscommissie in Brussel richt zich eerder op sociale groepen en dynamieken dan op etnisch-culturele groepen [>zie ook integratiegedachte]. Ze ondersteunen bijvoorbeeld projecten voor jongeren uit kansarme wijken of campagnes tegen racisme. De focus ligt op de maatschappelijke inpassing van personen via onderwijs, opleiding, werkgelegenheid en cultuur. Ze subsidiëren ook het @Centre Bruxellois d’Action Interculturelle [Franstalige webstek van het Brusselse actiecentrum ter promotie van multiculturaliteit in de hoofdstad] dat allerlei interculturele activiteiten organiseert en zelforganisaties ondersteunt. 

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest richt zich vooral op het heropbouwen[2] van wijken; niet alleen door de infrastructuur te verbeteren en gebouwen op te knappen[3], maar ook door te werken aan veiligheid, wijkinitiatieven en werkgelegenheid. Ze ontwikkelen onder andere intiatieven die discriminatie bij aanwervingen van bijvoorbeeld ambtenaren moeten tegengaan.

Vlaams vuur gedoofd?

photo

Wat de verfransing in Brussel betreft is de situatie min of meer gestagneerd en de situatie van de meeste Nederlandstaligen, zeker van de recente inwijkelingen uit Vlaanderen is voordelig. Zij zijn meestal jong, hoogopgeleid en zitten op goedbetaalde posities. Veel van hen gaan wonen in het oude centrum, dat hierdoor een heropleving[4] kent. Dat lokte de opmerking uit van de Brusselse burgemeester Thielemans in het weekblad Humo dat hij zich zorgen maakt over de “Vlaamse gettovorming in de Dansaertwijk”.

vraag 11

Waarom is deze opmerking ironisch als je de geschiedenis in acht neemt? >Antwoord

photo

De communautaire[5] geschillen zijn ver van afgelopen. Hoewel de Vlamingen en het Nederlands in Brussel hun positie veilig gesteld hebben, blijft de verfransing een heet hangijzer bij Vlaamsgezinde politici. Het gaat dan vooral over de verfransing van de Vlaamse >rand, zeker in de faciliteitengemeenten. Er gaan nu stemmen op onder Vlaamse politici om die faciliteiten te bevriezen.  Hiervan getuige ook het doorlopende conflict over de kieskring[6] Brussel-Halle-Vilvoorde. Het tweetalige Brussels Hoofdstedelijk Gewest vormt immers één kiesdistrict en ook één juridisch district met de eentalig Nederlandse gemeenten Halle en Vilvoorde. Dat is in het verleden zo beslist opdat de Nederlandstaligen iets meer gewicht in de schaal konden leggen[1]. Maar ondertussen wonen er meer en meer Franstaligen in deze Vlaamse regio en die kunnen door die kieskringsituatie ook op Franstalige partijen stemmen. De Vlaamse partijen verliezen daardoor stemmen en eisen nu een splitsing van het kiesdistrict. Maar als gevolg hiervan zouden de Vlaamse partijen veel zwakker staan in Brussel zelf. De Franstaligen dreigen dan weer om –als die splitsing er komt-  Brussel bij Wallonië in te lijven[2]. Uiteraard kunnen geen van beide dreigementen momenteel wettelijk uitgevoerd worden, en zouden ze een nieuw federaliseringsproces vragen.

Wonen in Brussel: Kris Verdonck, kunstenaar

“Ik heb niet echt een boodschap aan de botsing Nederlandstalig-Franstalig. Voeren, Brussel-Halle-Vilvoorde, nee: de pietluttigheid[3] van die principedossiers, daar kan ik me niet mee bezighouden. Er zijn zoveel belangrijker problemen die om een oplossing vragen dan achterhoedegevechten[4] binnen de taalstrijd. Dat er nu plots zoveel mensen mee bezig zijn is volgens mij grotendeels omdat de politici en de media er zoveel heisa[5] rond maken. Het is psychologisch. Vraag aan iedere Vlaming of Waal waar Brussel-Halle-Vilvoorde nu juist over gaat en de overgrote meerderheid zal je het antwoord schuldig blijven. Het is zoals de dorpsbewoner die op het Vlaams Belang stemt, maar nog nooit een vreemdeling van dichtbij heeft gezien. Of de autobestuurder die heel de dag naar berichten over de files luistert en zo het gevoel heeft er last van te hebben, zonder dat hij er zelf in heeft gezeten.”

uit: Brussel deze week, 07/05/2005

Deze conflicten gaan de pet[6] van de modale burger vaak ver te boven en spelen zich voornamelijk af in strikt politieke middens. Dat neemt niet weg dat ze de draagkracht[7] hebben om het politieke leven in België volledig lam te leggen.