Tweetalig eiland in Vlaanderen

Het unitaire België is tot mislukken gedoemd[1] en om verdere conflicten te voorkomen, begint België aan een indrukwekkende >>reeks van staatshervormingen. Die leiden ertoe dat België nu een federale staat is met een complexe structuur van bevoegdheden. De taalsituatie in Brussel wordt voor het eerst bij wet vastgelegd en de situatie voor de Nederlandstaligen verbetert langzaamaan. De verfransing vermindert en stagneert.

1963: naar een federaal België

Brussel blijft een doorn in het oog van de flaminganten en zij zien de oprukkende[2] verfransing van de Brusselse metropool en de omringende rand als een bedreiging voor heel Vlaams Brabant. Ze zijn bang dat de Walen deze provincie uiteindelijk zullen annexeren en willen bijgevolg de taalgebieden duidelijk afbakenen[3]. De Franstaligen daarentegen zijn meer voor een individuele vrijheid van taal. Maar het is juist deze ‘vrijheidspolitiek’ van de Franstaligen die de verfransing in de hand heeft gewerkt[4]. Zij zijn immers overtuigd van de suprematie van het Frans over het Nederlands. Het Frans is een wereldtaal, een cultuurtaal en het Nederlands is de grove, onverfijnde taal van een laaggeschoold volk. Wanneer de flaminganten druk beginnen uit te oefenen om Brussel echt tweetalig te maken, zodat alle ambtenaren de twee landstalen zouden moeten beheersen, zien de Franstaligen dat begrijpelijk als een bedreiging van hun comfortabele positie. De twee kampen staan dus lijnrecht tegenover elkaar.

Grote demonstraties en hoogoplopende[5] debatten eisen de afschaffing van de >talentellingen en een vaststelling van de taalgrenzen.

photo

In 1962 kregen[1] de Vlamingen hun zin[1] en werd België officieel opgesplitst in 4 regio’s: een Franstalig, een Nederlandstalig, een Duitstalig en een tweetalig gebied (Brussel). Waar je woont, bepaalt dus de taal van het lokale bestuur en de communcatie met de bewoners.

 

Staatshervormingen 1970-2001

Om de taalgrenzen definitief vast te leggen, is echter een grondwetswijziging[2] nodig. Die komt er in stappen. Het is pas in 1993 dat België officieel een federale staat wordt. Na de grondwetsherziening van 1970 wordt het land verdeeld in drie gewesten: Vlaanderen, Wallonië en tweetalig Brussel. De cultuurgemeenschappen krijgen op hun beurt bevoegdheden[3] voor culturele aangelegenheden[4], dit zijn de Nederlandse, Franse en Duitse taalgemeenschappen. Na een reeks van staatshervormingen, is het resultaat als volgt:

kaartkaart

Keerpunt voor het Nederlands in Brussel

In de jaren zestig begint de Vlaamse economie te boomen en de Vlamingen worden sterker. De traditionele industrieën in Wallonië verouderen en verarmen. De Vlamingen in de nationale regering ontfermen[5] zich over Brussel en zorgen voor een aantal ingrijpende veranderingen. Zo krijgen ze het voor mekaar dat de helft van hoge ambtenaren in Brussel (zowel op de ministeries en in de Brusselse regering als in de gemeentekantoren) uit Vlamingen moet bestaan. Het effect hiervan is duidelijk; in 1963 was slechts 11% Nederlandstalig, in 1970 was dit gestegen tot 28% en in 1979 is de helft bereikt. Door de sterke steun van de Vlamingen in de regering komen er ook jaarlijks scholen bij. Op die manier krijgen de Nederlandssprekenden in Brussel de macht die ze, gezien hun minderheidspositie, op eigen houtje[6] nooit hadden kunnen vergaren[1]. Politieke inspraak[2], onderwijs in de eigen taal en allerlei ondersteunende structuren (cultuur, welzijnswerk etc.) zorgen ervoor dat de Nederlandstalige Brusselaars nu hun leven langs Nederlandstalige paden kunnen organiseren, iets wat voor de >taalwetten van 1963 onmogelijk was. Op die manier is het zogenaamd tweetalige Brussel eigenlijk óf eentalig Nederlands óf eentalig Frans en bewandelt de Brusselaar hetzelfde territoriale taalpad als de Vlaming en de Waal, zij het zonder de fysieke grenzen. Deze versterking van de positie van het Nederlands in Brussel zorgt geleidelijk aan voor een stagnering van de verfransing.

Intussen, in de rand…

Terwijl de Nederlandstaligen in het hoofdstedelijk gewest meer rechten en faciliteiten krijgen, gaat de verfransing in de Vlaamse rand rond Brussel door. In de zogenaamde faciliteitengemeenten komen meer en meer Franstaligen en welgestelde anderstaligen wonen, die ook het Frans als lingua franca gebruiken. Dat leidt tot een overwegend[3] Franssprekende bevolking in de voormalig dominant Vlaamse gebieden. Dat leidt tot spanningen tussen de Vlaamse en Franssprekende bevolking. Ook in gemeenten zonder faciliteiten zoals Strombeek en Grimbergen neemt de verfransing toe.
Hieronder kan je enkele reacties van lokale bewoners lezen.

karte

Norbert: “De Franstaligen palmen[4] de gemeente in[4] en ze doen geen enkele inspanning om zich aan te passen. In de Carrefour en de Delhaize [namen van grote supermarkten] zijn er kassiersters die geen Nederlands kennen. Als je ze daar attent op maakt[5], zeggen ze: u verstaat mij toch?”

Yann: “Ik heb vijf jaar in Brussel gewoond en ik merkte dat Nederlands daar steeds meer een voertaal werd. Bij mijn terugkeer in Strombeek stelde ik het omgekeerde vast. Hier voel je je haast niet meer thuis in je eigen gemeente.”

Maria: “Ik ben van Italiaanse afkomst, in Duitsland opgegroeid, heb in Malmédy gewoond. Toen ik mij kwam inschrijven in Grimbergen weigerden ze me te helpen in het Frans, Duits of Engels. Ik was gechoqueerd. Toen ik een Franse affiche[1] uithing, kreeg ik boze reacties van het gemeentebestuur. Ook de politie blafte[2] me ooit brutaal in het Nederlands af[2]. Heel bekrompen[3]. In het buitenland maakt België zich belachelijk met al die taalproblemen.”

uit: De Standaard, 12/05/2005

vraag 5

Waarom weigerden de ambtenaren in Grimbergen om Maria te helpen in het Frans, Duits of Engels? >Antwoord.

Lees ook: het @verhaal van het Nederlands in Zemst [Nederlandstalige webstek van het Taaluniversum. Artikel uit het Reformatorisch Dagblad], een gemeente in de Brusselse rand, zonder taalfaciliteiten, net als Grimbergen.

Staatstructuur vandaag en de positie van Brussel

parlementsgebouw

Vanaf 1993 bestaat België dus uit 3 gewesten en 3 gemeenschappen, zoals bovenstaande kaart illustreert. De gemeenschappen verwijzen naar de bevolkingsgroepen en hebben bevoegdheid over de zogenaamde persoonsgebonden[4] materies (zoals taal, onderwijs en cultuur). De gewesten volgen meer een economisch traject[5] (zoals transport, energie en landbouw) De federale regering blijft verantwoordelijk voor onder andere financiën, defensie, justitie en het buitenlands beleid.  
Brussel is nu zelf een economisch gewest, maar ook de hoofdstad van federaal België. Daarenboven heeft Vlaanderen heel symbolisch ook Brussel gekozen als hoofdstad. Het parlement van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaams Gewest zijn samengesmolten en zetelen in hartje Brussel.

Economisch is Brussel dus autonoom, maar de taalsituatie blijft ingewikkeld. Brussel is immers tweetalig en valt zowel onder het Vlaams als het Franstalige gemeenschapsbeleid. Daarom bestaat de De Brusselse Hoofdstedelijke Raad uit 17 Vlaamse en 72 Franstalige parlementsleden, die elk op hun beurt deel uitmaken van een Vlaamse en een Franstalige Gemeenschapscommissie. (>voor representatie, zie ook taal en politiek)

Raad van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest