Broeksele

Brussel was oorspronkelijk een Vlaamse stad en is dat door de eeuwen heen gebleven, op een kleine Franstalige elite na. Dit verandert langzaam op het einde van de achttiende eeuw, onder Frans bewind[1], maar het is pas na de onafhankelijkheid van België dat het Frans als voertaal[2] spectaculair oprukt en de lingua franca in de huidige Belgische en Vlaamse hoofdstad wordt.

ontstaan

Brussel ontstaat op het einde van de zevende eeuw, onder de naam Broeksele, wat  vestiging in het moeras (broek) betekent. Rond 1000 staat er al een burcht en in de twaalfde eeuw wordt het commercieel welvarende tekstielcentrum omwald[3] in de vorm van een vijfhoek. Deze vijfhoek is de kern van het bloeiende middeleeuwse gildenleven[4] en is nu nog steeds het hart van Brussel.

de middeleeuwen tot de scheiding der Nederlanden

De oorspronkelijke inwoners spreken voornamelijk Vlaamse dialecten en in de administratie is Latijn gebruikelijk. In de dertiende eeuw verschuift[5] dit geleidelijk naar de volkstaal, omdat nu ook meer en meer niet-religieuzen kunnen schrijven en lezen. In de vijftiende eeuw vestigen de Bourgondiërs, die in die tijd grote delen van het huidige België en Nederland overheersen, hun hof[6] in Brussel. Ze willen graag de stijl en klasse van het Franse hof in Parijs evenaren en investeren in de kunsten en architectuur. De taal aan dit hof is het Frans en op die manier ontstaat er een kleine Franssprekende kolonie aan de top. Hoewel de heersers door de jaren heen wisselen, verandert er aan de taalsituatie weinig; de overgrote meerderheid van de bevolking spreekt Vlaams en een bestuurlijke elite gebruikt ook het Frans. Dat is overigens ook het geval in andere Vlaamse steden. Niettegenstaande bloeit het Nederlands, net als andere Europese volkstalen in de zestiende eeuw, met een rijke literaire productie. Aangezien er ook meer contact komt tussen noord en zuid, ontwikkelt er zich geleidelijk aan een " target="_history">>>standaardtaal.

na 1648

Verhandeling op d’Onacht der moederlyke tael in de Nederlanden

Na de scheiding der Nederlanden in 1648 gaan de noordelijke provincies echter hun eigen weg en een groot aantal intellectuele en welstellende[1] Vlamingen volgt hen noordwaarts. Het contact met Nederland en het Nederlands vermindert en het Nederlands in Vlaanderen wordt meer en meer de taal van het gewone volk, terwijl het Frans aan prestige wint. Onder het daaropvolgende Spaanse en Oostenrijkse bewind blijft het Nederlands echter wel de voertaal in de lagere besturen.In 1788 schrijft de Brusselse advokaat Jan Baptist Verlooys in zijn Verhandeling op d’Onacht der moederlyke tael in de Nederlanden:

“Door ons fransch schyden wy van die midelbare geleertheyd en borgerlyke wysheid af geheel het gemeyn, onze bestgemoedde en weetgirige borgers, ambachtslieden, akkermans en onze vrouwen.” (>vertaling)

Frans is immers de taal van de Verlichting, van de wetenschap en de cultuurtaal bij uitstek. Antwerpen en Brussel hebben al in de zeventiende eeuw Franse theaters. Het Frans rukt op[2] onder de burgerij, nadat het de hogere bestuursorganen[3] en de adel heeft overwonnen. In het onderwijs en de religie neemt ook het Latijn nog steeds een belangrijke rol in, zelfs in die mate dat het de verfransing in zekere mate afremt[4]. Dat heeft vooral gevolgen voor de bourgeoisie, voor wie onderwijs de enige manier is om hogerop te komen.

De Franse overheersing

Wanneer de Fransen op het einde van de achttiende eeuw de macht overnemen en een sterk gecentraliseerd gezag vanuit Parijs uitoefenen, wordt het Nederlands in officiële situaties afgeschaft. De Fransen voeren een bewuste verfransingspolitiek, want ze willen de nieuwe onderdanen[5] het ideeëngoed[6] van de revolutie en de verlichting bijbrengen en “l’unité de l’idiome est une partie intégrante de la révolution”. (>vertaling). Als gevolg hiervan moeten het onderwijs, het rechtssysteem en de adminstratie helemaal in het Frans gebeuren. Opschriften op gebouwen moeten of in het Frans of tweetalig zijn. Publicaties in het Nederlands worden ontmoedigd[1] en vanaf 1811 zijn alleen nog Franstalige kranten toegestaan, met eventueel een Nederlandse vertaling.

Gazette Van Gend, 8 mei 1775
Gazette Van Gend, 8 mei 1775

Gazette de Gand, 1 mei 1809
Gazette de Gand, 1 mei 1809

Gazette van Gend, 5 oktober 1815
Gazette van Gend, 5 oktober 1815

vraag 1

Denk je dat de volledige bevolking eind 18de eeuw op het Frans overschakelt[2]? Waarom (niet)?
>Antwoord

Het Verenigd Koninkrijk

Op het einde van de Franse periode is het Nederlands een totaal prestigeloze taal geworden die alleen nog door het arme volk - weliswaar de meerderheid van de bevolking- en de lagere clerus wordt gesproken, maar nauwelijks geschreven.

Willem I (1772-1843)
Willem I (1772-1843)

Na de nederlaag van Napoleon in 1814, krijgen de Nederlanders het huidige België in handen. Dit Verenigd Koninkrijk moet een bufferstaat vormen tegen Frankrijk. Willem I, die net als de Fransen overtuigd is van de één-land-één-taal-gedachte, introduceert het Nederlands als bestuurstaal. Hij vestigt een Nederlands hof in Brussel en het is de eerste keer in eeuwen dat het huidige België door een Nederlandstalige vorst bestuurd wordt. Uiteraard is het geen makkelijke taak deze verandering door te voeren in een land waar de voertaal van de hogere kringen en de bourgeoisie het Frans is en het volk een voor de Nederlanders onverstaanbaar Vlaams dialect spreekt. Bovendien verzetten enkele zeldzame intellectuele Vlaamssprekenden zich tegen de ‘verhollandsing’ van het Vlaams. In 1923 beslist Willem het taalbeleid te verstrengen en stuit op hevig verzet[3] van de heersende elite. De verfranste liberale bourgeoisie ziet Willems moderne bewind wel zitten, maar verfoeit[4] zijn taalpoliek. Maar niet al het verzet heeft met die taalpolitiek te maken; voor de katholieken en de traditionele lokale machten zijn de Nederlanders traditionele vijanden en zij houden niet van de calvinistische inslag[5] en de vrijheid van onderwijs. Daarom komen ze in 1830 samen in opstand, verdrijven de Nederlanders uit Brussel en roepen een onafhankelijke Belgische staat uit.