Antwoord

De taalwetten komen er geleidelijk op het einde van de negentiende eeuw, maar zijn te laat om het tij in Brussel te keren. Dat komt omdat bijna de helft van de Brusselaars in 1846 al Frans spreekt (of kan spreken) en het verfransingsproces een sneeuwbaleffect kent. De sociale bovenlaag[1] spreekt immers Frans en de middenlaag volgt. Brussel is ook de hoofdstad van België, waar de regering zetelt[2] en waar veel ambtenaren en industriëlen naartoe trekken. In deze functies spreekt men vrijwel uitsluitend Frans. Frans leren is bijgevolg de enige weg om sociaal hogerop te raken. In Vlaanderen ontstaat er in de negentiende eeuw een Nederlandssprekende elite die het Nederlands stilaan meer prestige bezorgt. In Brussel spreekt de elite echter uitstluitend Frans en blijft het Nederlands de taal van de lagere klassen.

sluit dit venster